Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Ruttes vierde kabinet vangt op dag 1 het tijdsbeeld (video)

de bewindspersoon	→	der Minister
om de beurt	→	der Reihe nach, reihum
de beëdiging	→	die Vereidigung
omwille van	→	einer Sache halber
verspreiden	→	verbreiten, in Umlauf bringen
de klewang	→	der javanische Krummsäbel
het bordes	→	die Freitreppe, der Treppenabsatz, die Rampe
over en weer	→	wechselseitig, gegenseitig, hin und her
de kwinkslag	→	der Scherz
grappen	→	scherzen
opduikelen	→	auftreiben, aufstöbern
de marechaussee	→	die niederländische Militärpolizei
glunderen	→	strahlen
dat is gesneden koek	→	das ist ein Kinderspiel
om de hoek	→	um die Ecke
er (niet) onderuit komen	→	(nicht) umhinkönnen
desgevraagd	→	auf eine entsprechende Frage (hin)
de Ridderzaal	→	mittelalterliches Gebäude auf dem Binnenhof
de / het speerpunt	→	der Schwerpunkt

het hek	→	das Gitter
de parochie	→	die (katholische) Pfarrgemeinde / Kirchengemeinde
achterlaten	→	dalassen, zurücklassen
een gevoelige snaar raken bij iemand	→	eine (empfindliche) Saite bei jemandem anschlagen
oppikken	→	wahrnehmen
glunderen	→	strahlen
verklappen	→	verraten
de diaken	→	der Diakon
in het ootje nemen	→	veräppeln, zum Besten halten
de figurant	→	der Statist

het balkonhek	→	das Balkongitter
glunderen	→	strahlen
de borstwering	→	die Brüstung
Hindoestaans, Hindostaans	→	hindustanisch
de soberheid	→	die Schlichtheit
de properheid	→	die Gepflegtheit
het bouwpakket	→	der Bausatz
in elkaar zetten	→	zusammensetzen
onderlopen	→	überschwemmt werden
de Evangelische Broedergemeente	→	die Herrnhuter Brüdergemeine
veelal	→	meistens
overwaaien uit	→	kommen aus
oplopen	→	zunehmen
de toe-eigening	→	die Aneignung, Zueignung
het rijtjeshuis	→	das Reihenhaus
het zadeldak	→	das Satteldach, Giebeldach
de timpaan	→	das Tympanum, Giebelfeld
de dakkapel	→	die Dachgaupe
metselen	→	mauern
de plank	→	das Brett
de wadi	→	das Wadi, der Entwässerungsgraben
flauw hellend	→	leicht geneigt
de berging	→	der Abstellraum

het oordopje	→	der Ohrstöpsel
de jongeren	→	die Jugendlichen
kassa	→	es klingelt in der Kasse!
de groei	→	die Zunahme
aanzetten	→	anregen
beschermen	→	schützen, beschützen
de toonbank	→	der Ladentisch, die (Laden)Theke
garen bij iets spinnen	→	sich eine goldene Nase mit etwas verdienen
de telefoon staat roodgloeiend	→	das Telefon klingelt pausenlos
verzadigd	→	gesättigt
glunderen	→	strahlen

langskomen	→	vorbeischauen
iemand een hart onder de riem steken	→	jemandem Mut machen
strakblauw	→	strahlend blau
fietsen	→	radeln
het staatshoofd	→	das Staatsoberhaupt
de ontmoeting	→	das Treffen, die Begegnung
glunderen	→	strahlen
de wedstrijd	→	der Wettkampf
vertegenwoordigen	→	vertreten

hemels	→	himmlisch
het eethuis	→	das Restaurant
het fruit	→	das Obst
glunderen	→	strahlen
de sanctie	→	die Sanktion
het voedseltekort	→	der Nahrungsmittelmangel
in de buurt	→	in der Gegend
de boomgaard	→	der Obstgarten
de komkommer	→	die Salatgurke
zijn kans pakken	→	seine Chance wahrnehmen
de voedselveiligheid	→	die Lebensmittelsicherheit
toejuichen	→	begrüßen