Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Hoe dwing je Rotterdammers langzamer te rijden? Door de snelheidsgrens in ieders gezicht te duwen (audio)

hard rijden	→	schnell fahren
de bebouwde kom	→	die geschlossene Ortschaft
het letsel	→	die Verletzung, Verwundung
de belemmering	→	das Hindernis
de mand	→	der Korb
elders	→	andernorts
afremmen	→	(ab)bremsen
de plantenbak	→	der Blumenkasten
het bord	→	das Schild
de afrit	→	die Ausfahrt
het draagvlak	→	die Zustimmung
boven het hoofd hangen	→	bevorstehen, drohen
de pakkans	→	die Wahrscheinlichkeit, erwischt / gefasst zu werden
ondervragen	→	befragen
bot	→	plump
het fietszadelhoesje	→	der Fahradsattelüberzug
uitpakken	→	ausgehen

de bebouwde kom	→	die geschlossene Ortschaft
iets verlagen	→	etwas herabsetzen / senken
de leefbaarheid	→	die Lebensqualität
toelichten	→	erläutern
het college (van burgemeester en wethouders)	→	± der Bürgermeister und Beigeordnete	(in NL)
het MKB (midden- en kleinbedrijf)	→	die Mittel- und Kleinbetriebe
het ov (openbaar vervoer)	→	die öffentlichen Verkehrsmittel
een en ander	→	das Erwähnte
inhalen	→	überholen
autoluw	→	verkehrsberuhigt
de mijlpaal	→	der Meilenstein
de geluidsoverlast	→	die Lärmbelästigung
de vervuiling	→	die Verschmutzung
dwars	→	quer
gevoelig liggen	→	ein sensibles / heikles Thema sein

falen	→	versagen, scheitern
opstappen	→	sein Amt niederlegen, gehen
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de verbijstering	→	die Bestürzung
de blunder	→	der Schnitzer, Patzer
de motie van wantrouwen	→	der Misstrauensantrag
de verstandsverbijstering	→	die geistige Umnachtung
wegkomen	→	davonkommen
de risee	→	das Gespött
balen van iets	→	die Nase von etwas voll haben
toedichten	→	andichten, zuschreiben
een kinderhand is gauw gevuld	→	Kindeshand ist leicht gefüllt
het geklungel	→	die Stümperei
iets laten versloffen	→	etwas verschludern/verlottern lassen
verstand van zaken	→	Sachverstand
de verademing	→	die Erleichterung
de minkukel	→	der Dümmling
vast en zeker	→	absolut sicher, todsicher
de gedragswetenschapper	→	der Verhaltensforscher
de bebouwde kom	→	die geschlossene Ortschaft
(zijn) biezen pakken	→	die Koffer packen
de kaasstolp	→	die Käseglocke
de dooddoener	→	die abgedroschene Phrase
boven water komen	→	auftauchen
jengelen	→	quengeln
stelselmatig	→	systematisch
ruggengraatloos	→	rückgratlos
wettigen	→	rechtfertigen
opdraaien voor iets	→	für etwas aufkommen müssen

uitblinken	→	sich auszeichnen
roekeloos	→	leichtsinnig
het rijgedrag	→	das Fahrverhalten
de bebouwde kom	→	die geschlossene Ortschaft
achter het stuur kruipen	→	sich hinter das Steuer setzen
de bestuurder	→	der Fahrer
rijden	→	fahren
een glaasje op	→	ein Gläschen zu viel
deren	→	anhaben
het kwart	→	das Viertel
de snelheidsbeperking	→	die Geschwindigkeitsbegrenzung
lijken	→	scheinen
de kant	→	die Seite
de chauffeur	→	der Fahrer
de autobestuurder	→	der Autofahrer