Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Universiteiten willen fors minder Engelstalige opleidingen

beperken	→	einschränken
de leidraad	→	der Leitfaden
de taalvaardigheid	→	die Sprachfertigkeit, Sprachkenntnisse
oververhit	→	überhitzt
het college van bestuur	→	die Universitätsleitung
de bestuurskunde	→	die Verwaltungswissenschaft
de kamernood	→	der Zimmermangel
het wetsvoorstel	→	der Gesetzentwurf
onderbouwen	→	untermauern
de rector magnificus	→	der Universitätspräsident	(in NL)

iets tot zich laten doordringen	→	eine Sache auf sich (ein)wirken lassen
de non-fictieliteratuur	→	die Sachliteratur
het Cito (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling)	→	ein niederländisches Institut für die Entwicklung von Unterrichtstests
tekstbegrip	→	Textverständnis
snappen	→	kapieren, verstehen
gestaag	→	stetig, ständig
de tijdverspilling	→	die Zeitverschwendung
de havist	→	der Schüler einer Mittelschule / Realschule
de vwo-er	→	der Schüler eines Gymnasialzweigs
beneden peil	→	unter Niveau
zielig	→	bedauernswert
iets oppikken	→	etwas auffangen, mitnehmen
de lagen	→	die Schichten
zinnig	→	vernünftig, sinnvoll
het proefschrift	→	die Doktorarbeit, die Dissertation
de letterkunde	→	die Literaturwissenschaft
iets kwijtkunnen	→	etwas loswerden können
fatsoenlijk	→	ordentlich, anständig
ertoe doen	→	wichtig sein
overvoeren	→	überfüttern
de prikkel	→	der Reiz
beperken	→	einschränken
bij uitstek	→	par excellence, schlechthin
de kokervisie	→	der Tunnelblick
inbedden	→	einbetten in
betrouwbaar	→	zuverlässig, verlässlich

ondanks	→	trotz
de keuze	→	die Entscheidung, die Wahl
beperken	→	einschränken
de verslaggever	→	der Reporter, der Berichterstatter
eraan toe zijn	→	dran sein
de belemmering	→	das Hindernis
uitpakken	→	ausgehen
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
tekenend	→	bezeichnend
de deken van de orde van advocaten	→	der Vorsteher der Anwaltskammer
ondergeschikt	→	untergeordnet
op het lijf geschreven	→	wie auf den Leib geschrieben

beperken	→	einschränken
optreden	→	eingreifen
de handhaver	→	der Ordnungshüter
aarzelen	→	zögern
de schrik zit erin	→	der Schreck ist jemandem in die Glieder/Knochen gefahren
de bevoegdheid	→	die Befugnis
joelen	→	johlen
de pleziervaart	→	die Vergnügungsschifffahrt
de recreant	→	der Erholungsuchende
de sanitaire voorzieningen	→	de Sanitäranlagen
het ommetje	→	der (kleine) Spaziergang
de wielrennner	→	der Radrennfahrer
de coulance	→	die Kulanz
de samenscholing	→	die Ansammlung
gezag hebben	→	Autorität besitzen

vuurwerk afsteken	→	Feuerwerk aufsteigen lassen
aftellen	→	abzählen
het voorzitterschap	→	der Vorsitz
de plek	→	die Stelle, der Ort
de overlast	→	die Probleme
de woonwijk	→	das Wohnviertel
beperken	→	einschränken

de bursaal	→	der Stipendiat
dat is wennen	→	daran muss man sich gewöhnen
de overstap	→	die Umstellung
klaar zijn met iets	→	von etwas genug haben, einer Sache überdrüssig sein
beperken	→	einschränken
de uitdaging	→	die Herausforderung
de behoefte	→	der Bedarf, das Bedürfnis
snappen	→	kapieren, verstehen
de scriptie	→	die Examsarbeit
voorkomen	→	verhindern
de drempel	→	die Schwelle, Hemmschwelle

roet in het eten gooien	→	den Spaß verderben
de zonsverduistering	→	die Sonnenfinsternis
de weersvoorspelling	→	die Wettervorhersage
beperken	→	einschränken
de verlaging	→	die Senkung
zakken	→	fallen
vochtig	→	feucht
wel degelijk	→	durchaus, ganz bestimmt, sehr wohl
tegenvallen	→	hinter den Erwartungen zurückbleiben
panikeren	→	den Kopf verlieren	(in B)