Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Nederland en de herinnering aan de Jodenvervolging (video)

gitzwart	→	pechschwarz
immers	→	ja, jedenfalls
het decennium	→	das Jahrzehnt
als het ware	→	sozusagen
rouwen	→	trauern
botsen	→	aufeinanderprallen
misplaatst	→	deplatziert, unpassend, unangebracht
tekortschieten	→	nicht ausreichen
het keerpunt	→	der Wendepunkt
gisten	→	gären
ondermijnen	→	unterminieren, untergraben
het wiel	→	das Rad
onthutsend	→	bestürzend
in het kielzog van iets	→	im Gefolge / Sog einer Sache
vergruizen	→	zerbröckeln
het omslagpunt	→	der Umschlag
getuige	→	aufgrund, wie … beweist
de zelfbevestiging	→	die Selbstbestätigung
gemakzuchtig	→	bequem

de tot slaaf gemaakte	→	der Versklavte
de gids	→	der Führer
knisperen	→	knistern
de afstammeling	→	der Nachfahre
ontvluchten	→	entfliehen
verkrachten	→	vergewaltigen
iets naar buiten brengen	→	über etwas informieren
immers	→	ja, jedenfalls
de kreek	→	der kleine Flusslauf	(in SR)
duwen	→	stoßen, schieben
opeengestapeld	→	aufeinandergestapelt
het ruim	→	der Schiffsraum
overgeleverd zijn aan iemand	→	jemandem ausgeliefert sein
de commotie	→	die Aufregung
de pols	→	das Handgelenk
bejegenen	→	behandeln, begegnen
kennelijk	→	offensichtlich
onverslaanbaar	→	unbesiegbar
met inbegrip van	→	einschließlich
het herstelprogramma	→	das Wiedergutmachungsprogramm

de pruik	→	die Perücke
immers	→	ja, jedenfalls
de huidskleur	→	die Hautfarbe
onherkenbaar	→	unkenntlich
de intocht van Sinterklaas	→	der Einzug des Nikolaus
gênant	→	peinlich
uitbannen	→	verbannen
de prullenbak	→	der Mülleimer
de roetveegpiet	→	der mit Rußstreifen geschminkte Begleiter des Sinterklaas
de pakjesboot	→	das Nikolausboot

de roofkunst	→	die Raubkunst
het doek	→	das Gemälde
het grachtenpand	→	das Grachtenhaus
gefortuneerd	→	vermögend, wohlhabend
immers	→	ja, jedenfalls
slagen in iets	→	etwas schaffen, (jemandem) gelingt etwas
de buitenkans	→	der Glücksfall
de zakenman	→	der Geschäftsmann
recupereren	→	zurückgewinnen
in beslag nemen	→	beschlagnahmen
de herkomstgeschiedenis	→	die Provenienzgeschichte
al dan niet	→	± ja oder nein
de kavel	→	das Einzelstück
het leeuwendeel	→	der Löwenanteil
opeisen	→	beanspruchen, einfordern
iemand op de hoogte stellen	→	jemanden informieren
op ooghoogte	→	in Augenhöhe
de optocht	→	der Umzug

de strijd aangaan met iets	→	den Kampf gegen etwas aufnehmen
de Brugse reien	→	die Kanäle in Brügge
de overtreder	→	der Zuwiderhandelnde
ophoesten	→	aufbringen
de terugrit	→	die Rückfahrt
immers	→	ja, jedenfalls
de geluidsoverlast	→	die Lärmbelästigung
vergeefs	→	vergeblich
iemand benaderen	→	an jemanden herantreten
beslissen	→	entscheiden
betrappen	→	erwischen
bestuurlijk	→	verwaltungsmäßig
aanhouden	→	festnehmen, verhaften
de openbare orde	→	die öffentliche Ordnung

de overheid	→	die Regierung, der Staat
mogen	→	dürfen
de wet	→	das Gesetz
er (niet) onderuit kunnen	→	(nicht) umhinkönnen
de voedingsindustrie	→	die Nahrungsmittelindustrie
blijkbaar	→	offensichtlich
immers	→	ja, jedenfalls
tegemoetkomen	→	entgegenkommen
amper	→	kaum
soortgelijk	→	derartig, ähnlich
stokoud	→	steinalt
het voorstel	→	der Vorschlag

bombarderen	→	unverhofft zum Sieger küren
de gids	→	der Führer, Leitfaden
proeven	→	kosten, probieren, testen
immers	→	ja, jedenfalls
de consternatie	→	die Bestürzung, die Betroffenheit
juichen	→	jauchzen, jubeln
Luik	→	Lüttich
de stoker	→	hier: der Destillateur
mouten	→	mälzen
de gerst	→	die Gerste