Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Inkomen Oranjes stijgt opnieuw, 'volgen cao Rijksoverheid' (video)

de cao (collectieve arbeidsovereenkomst)	→	der Tarifvertrag
erop vooruitgaan	→	sich verbessern
de onkostenvergoeding	→	die Unkostenerstattung
de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)	→	das Presseamt der niederländischen Regierung
afstuderen	→	das Studium absolvieren / abschließen
de ICT (informatie- en communicatietechnologie)	→	die ICT (Information and Communication Technology)
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
de voltijdsbaan	→	die Ganztagsstelle
Prinsjesdag	→	die jährliche festliche Eröffnung des niederländischen Parlaments

D66	→	niederländische linksliberale Partei
de rampspoed	→	das Unglück, die Katastrophe
Prinsjesdag	→	die jährliche festliche Eröffnung des niederländischen Parlaments
zich schuilhouden	→	sich verstecken, sich versteckt / verborgen halten
letterlijk	→	wortwörtlich, buchstäblich
indien	→	wenn, falls
overkómen	→	passieren, zustoßen
de bewindspersoon	→	der Minister
ongekozen	→	nicht gewählt
de besluitvorming	→	die Beschlussfassung
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
ontbreken	→	fehlen

de onvrede	→	der Unfriede, die Unzufriedenheit
schokkend	→	erschütternd
de uitbarsting	→	der Ausbruch
de rellen	→	die Krawalle
onthutst	→	bestürzt, betroffen
bengelen	→	baumeln
rondslingeren	→	herumliegen
de betoger	→	der Demonstrant, die Demonstrantin
met opzet	→	mit Absicht, absichtlich
de pompoen	→	der Kürbis
de vandaal	→	der Vandale
achter slot en grendel	→	hinter Schloss und Riegel
het pompstation	→	die Tankstelle
de jerrycan	→	der Kanister
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
de btw (belasting op de toegevoegde waarde)	→	die Mehrwertsteuer
de relschopper	→	der Randalierer, Krawallmacher
de weelde	→	der Luxus, Reichtum

beschikbaar stellen	→	zur Verfügung stellen
het steunpakket	→	die Unterstützungsmaßnahmen
Bij1 (bijeen)	→	eine linksgerichtete niederländische politische Partei
ten koste van	→	auf Kosten
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
onhandig	→	ungeschickt
de zzp‘er (zelfstandige zonder personeel)	→	der Einzelunternehmer	(in NL)
vervelend	→	unangenehm
de inkomstenderving	→	der Verdienstausfall
iets voor iets overhebben	→	bereit sein etwas zu tun, etwas übrig haben (für etwas)
hedendaags	→	heutig, zeitgenössisch
afblazen	→	abblasen, absagen
vooralsnog	→	vorerst, vorläufig
dikbuikig	→	mit dickem Bauch
de snor	→	der Schnurrbart
hooghartig	→	hochmütig, eingebildet, dünkelhaft
beklinken	→	besiegeln, vereinbaren
azen op iets	→	lauern auf, gieren nach etwas
de veiling	→	die Auktion

uitbotten	→	austreiben ausschlagen
de Roer	→	die Rur
tegen de stroom in roeien	→	gegen den Strom rudern
doorsijpelen	→	durchsickern
de dorpeling	→	der Dorfbewohner
de randvoorwaarde	→	die Rahmenbedingung, die Vorbedingung
de locosecretaris	→	der stellvertretende Gemeindedirektor
de kadernota	→	der Rahmenplan
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
de VVV (Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer)	→	der niederländische Fremdenverkehrsverein
de horeca (hotel-restaurant-café)	→	das Gaststättengewerbe
de vergunning	→	die Genehmigung
de zelfsturing	→	die Eigenverantwortlichkeit
de voedselbank	→	± Deutsche Tafel e.V.
de krimp	→	der Bevölkerungsschwund
de ontgroening	→	die Vergreisung, Überalterung
aanmerkelijk	→	beträchtlich
het doel	→	das Tor
de ontmoetingsplek	→	der Treffpunkt
het speeltoestel	→	das Spielgerät
het rapportcijfer	→	die Zeugnisnote
asperges uit de volle grond	→	Freilandspargel

het oneens zijn met iets	→	mit etwas nicht einverstanden sein
in beroep gaan	→	Berufung einlegen
de geschillenregeling	→	die Konfliktregelung
iets in de ijskast zetten	→	etwas auf Eis legen
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
goedkeuren	→	beschließen
de hongerstaking	→	der Hungerstreik
vaart zetten achter iets	→	Druck hinter etwas machen, Dampf hinter etwas machen
vastlopen	→	(sich) festfahren
de Raad van State	→	der niederländische Staatsrat

de miswijn	→	der Messwein
de deken	→	der Dekan
de kerkfabriek	→	der Kirchenvorstand (öfffentliche Einrichtung)	(in B)
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
ergens lacherig over doen	→	eine Sache ins Lächerliche ziehen
iemand klare wijn schenken	→	jemandem klaren/reinen Wein einschenken
niet opgezet zijn met iets	→	nicht gerade begeistert sein von etwas	(in B)
de uithaal	→	der Hieb
de was	→	der Wachs
de versiering	→	der Schmuck
het tekort	→	das Defizit
schommelen	→	schwanken
bijpassen	→	zuzahlen

de uitkering	→	die Zuwendung
de miljoenennota	→	der niederländische Haushaltsentwurf
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
het rijtuigenpark	→	der Wagenpark
de belkosten	→	die Telefonkosten
de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)	→	das Presseamt der niederländischen Regierung

het zinnetje	→	der (kurze) Satz
ontkennen	→	bestreiten, abstreiten
uitbreiden	→	erweitern
trouwens	→	übrigens
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
de klant	→	der Kunde, die Kundin
verderop	→	weiter
haar gading vinden	→	etwas nach ihrem Geschmack finden, das Richtige finden

de hongerstaking	→	der Hungerstreik
de minister van Volksgezondheid	→	der Gesundheitsminister
bevestigen	→	bestätigen
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
goedkeuren	→	genehmigen
het tekort	→	der Mangel / das Defizit
inperken	→	eindämmen
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
moeite hebben met iets	→	Schwierigkeiten mit etwas haben, sich mit etwas schwer tun