Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Bestuursvoorzitter Amsterdams studentencorps vertrekt na seksisme-rel (video)

roekeloos	→	leichtsinnig, unbesonnen
de gedragswetenschap	→	die Verhaltenswissenschaft
de autogordel	→	der Sicherheitsgurt
de stelligheid	→	die Bestimmtheit, Entschiedenheit
het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)	→	Nationales Institut für Gesundheit und Umwelt
daar komt de aap uit de mouw	→	da kommt die Katze aus dem Sack
iets met de natte vinger doen	→	etwas husch, husch erledigen, über den Daumen peilen
een brevet van onvermogen	→	ein Armutszeugnis
subiet	→	sofort, gleich
achterhaald	→	überholt
het faliekant mis hebben	→	sich völlig / total irren
de inlichtingendienst	→	der Geheimdienst, der Nachrichtendienst
stellig	→	entschieden
zo'n vaart zal het niet lopen	→	es ist alles halb so schlimm
het zorgstelsel	→	das Gesundheitssystem
bij vlagen	→	von Zeit zu Zeit, gelegentlich
door het oog van de naald kruipen	→	mit knapper Not davonkommen
het scheelde geen haar	→	es hat wenig gefehlt
onverstandig	→	unvernünftig
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
gezagsgetrouw	→	regierungstreu, obrigkeitstreu
iets onderkennen	→	etwas erkennen
wars zijn van iets	→	einer Sache abgeneigt sein

Tholen	→	eine Insel und Gemeinde in der niederländischen Provinz Zeeland
de regenboogvlag	→	die Regenbogenfahne
winkelen	→	einkaufen, shoppen
een vlag hijsen	→	eine Fahne hissen
aan de kant schuiven	→	beiseite schieben
grenzen verleggen	→	neue Grenzen setzen
de geaardheid	→	die Veranlagung
terugdraaien	→	rückgängig machen, zurückdrehen
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
gereformeerd	→	evangelisch-reformiert, calvinistisch
hervormd	→	reformiert, erneuert
de schepping	→	die Schöpfung
Bijbels	→	biblisch
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
de omroep	→	der Rundfunk, die Rundfunkanstalt
iets hekelen	→	etwas scharf kritisieren, etwas anprangern
koesteren	→	hegen und pflegen

Tholen	→	eine Insel und Gemeinde in der niederländischen Provinz Zeeland
de regenboogvlag	→	die Regenbogenfahne
winkelen	→	einkaufen, shoppen
een vlag hijsen	→	eine Fahne hissen
aan de kant schuiven	→	beiseite schieben
grenzen verleggen	→	neue Grenzen setzen
de geaardheid	→	die Veranlagung
terugdraaien	→	rückgängig machen, zurückdrehen
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
gereformeerd	→	evangelisch-reformiert, calvinistisch
hervormd	→	reformiert, erneuert
de schepping	→	die Schöpfung
Bijbels	→	biblisch
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
de omroep	→	der Rundfunk, die Rundfunkanstalt
iets hekelen	→	etwas scharf kritisieren, etwas anprangern
koesteren	→	hegen und pflegen

de nasleep	→	die Folge(n)
de aanranding	→	die Belästigung, die Vergewaltigung
de oudejaarsnacht	→	die Silvesternacht
verstrengen	→	strenger werden, machen	(in B)
de verkrachting	→	die Vergewaltigung
goedkeuren	→	verabschieden
de zelfbeschikking	→	die Selbstbestimmung, Autonomie
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
zich verzetten	→	sich wehren, Widerstand leisten, sich widersetzen
vooraleer	→	bevor, ehe
beschouwen	→	betrachten
het wetsontwerp	→	der Gesetzentwurf
de klacht	→	die Beschwerde, Klage
lastigvallen	→	belästigen
de verdenking	→	der (Tat)Verdacht

de hongerstaking	→	der Hungerstreik
de minister van Volksgezondheid	→	der Gesundheitsminister
bevestigen	→	bestätigen
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
goedkeuren	→	genehmigen
het tekort	→	der Mangel / das Defizit
inperken	→	eindämmen
ingaan tegen iets	→	gegen etwas verstoßen
moeite hebben met iets	→	Schwierigkeiten mit etwas haben, sich mit etwas schwer tun