Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Voor Maarten Biesheuvel was de wereld één grote bedreiging en de aanjager van zijn wonderlijke verbeelding

aanjagen	→	antreiben
verpletterend	→	zerschmetternd
de bovenkooi	→	die obere von übereinanderliegende Schlafplätze (Koje)
de maat	→	der Kumpel
de Verlosser	→	der Erlöser / Heiland
dwaas	→	närrisch, albern, dumm
mal	→	komisch, verrückt
hartverscheurend	→	herzzerreißend
het ketelbinkie	→	Hilfsarbeiter auf einem Schiff	(in NL)
iemand te grazen nemen	→	jemanden hereinlegen
de prutser	→	der Stümper
volslagen	→	völlig, vollkommen
kraakhelder	→	glasklar
de etterbuil	→	die Eiterbeule
de kwaal	→	das Leiden
zonder (veel) omhaal	→	ohne (viel) Aufheben(s)
de krankzinnigheid	→	die Geisteskrankheit
slopen	→	zermürben
met tussenpozen	→	von Zeit zu Zeit
aandoenlijk	→	ergreifend, rührend
te pas en te onpas	→	bei passender und unpassender Gelegenheit
andermans	→	anderer Leute
krimpen	→	schrumpfen
boldoot	→	eau de cologne
futiel	→	unbedeutend, nichtig

met iets zitten	→	Probleme mit etwas haben
zich druk maken om iets	→	sich über etwas aufregen
de riek	→	die Mistgabel, Forke
de zeis	→	die Sense
iemand met pek en veren besmeuren	→	jemanden mit Schimpf und Schande davonjagen, jemanden öffentlich brandmarken
het aanhalingsteken	→	das Anführungszeichen
de kniesoor	→	der Griesgram, Knurrhahn
te pas en te onpas	→	bei passender und unpassender Gelegenheit
aanverwant	→	verwandt
gevrijwaard blijven	→	verschont bleiben
kwalijk nemen	→	übel nehmen, verübeln
blozen	→	erröten
iets over zijn kant laten gaan	→	sich etwas bieten lassen
de schede	→	die Scheide
voor iemand op de bres staan	→	sich für jemanden starkmachen
voor iemand in de bres springen	→	für jemanden in die Bresche springen/treten
in het wild	→	in freier Wildbahn / Natur
een zucht slaken	→	aufseufzen
de tjilp	→	der Zwitscher

de bron	→	die Quelle
de bemoeizucht	→	die Neigung, sich (in alles) einzumischen
de reden	→	der Grund
huidig	→	heutig, derzeitig
herstellen	→	den Schaden beheben
toenmalig	→	damalig
instemmen met iets	→	einer Sache zustimmen
beëdigen	→	vereidigen
iets intrekken	→	etwas zurücknehmen
de strafeis	→	die Strafforderung
iets rechtzetten	→	etwas korrigieren
te pas en te onpas	→	bei passender und unpassender Gelegenheit
een broertje dood aan iets hebben	→	etwas auf den Tod nicht leiden können
de gang van zaken	→	der Hergang, der Gang der Dinge
een hekel aan iemand hebben	→	jemanden nicht ausstehen können

de klacht	→	die Beschwerde
opduiken	→	erscheinen, auftauchen
de vestiging	→	die Niederlassung
de woordvoerster	→	die Sprecherin
te pas en te onpas	→	bei passender und unpassender Gelegenheit
afbakenen	→	abstecken, abgrenzen
keihard	→	knallhart
de koepel	→	die Dachorganisation, der Dachverband