Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Mannen zijn ook kwetsbaar

kwetsbaar	→	verletzlich
de opvangplek	→	der Auffangort
met zwaar gemoed	→	schweren Herzens
de verontwaardiging	→	die Empörung
toegewijd	→	engagiert
de dakloosheid	→	die Obdachlosigkeit
aarzelen	→	zögern
onmiddellijk	→	sofort, unverzüglich
overschaduwen	→	überschatten
het obstakel	→	das Hindernis, die Schwierigkeit
schrijnend	→	himmelschreiend
het gebrek	→	der Mangel
binnen handbereik	→	in Reichweite
herhaaldelijk	→	wiederholt
medeplichtig	→	mitschuldig
op iets stuiten	→	auf etwas stoßen
vastberaden	→	entschieden, entschlossen
ondermijnen	→	unterminieren, untergraben
onwankelbaar	→	unerschütterlich
de verontrusting	→	die Beunruhigung, Sorge

berucht	→	berüchtigt
zeldzaam	→	selten
gezaghebbend	→	maßgeblich
herhaaldelijk	→	wiederholt
in de gaten houden	→	im Auge behalten
sinds jaar en dag	→	seit Jahr und Tag
de monnik	→	der Mönch
op voorhand	→	im Voraus
ruchtbaarheid aan iets geven	→	etwas verlautbaren, bekannt geben
het krat	→	der Kasten
iets in de wacht slepen	→	etwas ergattern
de verplaatsing	→	die Reise	(in B)
opdrogen	→	versiegen
de klant	→	der Kunde

barmhartig	→	barmherzig
kapen	→	kapern
zwartmaken	→	anschwärzen
het overlegorgaan	→	das Beratungsgremium
het gros	→	das Gros, der überwiegende Teil
gruwelijk	→	grauenhaft
het tegengeluid	→	die Gegenmeinung
iets tegenkomen	→	etwas entdecken, auf etwas stoßen
herhaaldelijk	→	wiederholt
uiteraard	→	selbstverständlich
de veiligheid	→	die Sicherheit
niet op de hoogte zijn	→	nicht informiert sein
aan iets ten prooi vallen	→	einer Sache zum Opfer fallen
lukken	→	gelingen, klappen

de basisbeurs	→	die Ausbildungsbeihilfe	(in NL)
de hbo-opleiding (het hoger beroepsonderwijs)	→	die Fachhochschulausbildung in den Niederlanden
oplopen	→	ansteigen, zunehmen
het leenstelsel	→	die Studienfinanzierung
herhaaldelijk	→	wiederholt
verruimen	→	erweitern
verlagen	→	senken, herabsetzen
de bezuiniging	→	die Einsparung
afstuderen	→	das Studium absolvieren / abschließen
verzilveren	→	einlösen