Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Op Schiphol stapelen de problemen zich op: duizenden verdwaalde koffers door ‘sneeuwbaleffect’

verdwalen	→	sich verirren
de kopzorg	→	das Kopfzerbrechen
het scherm	→	der Schirm
rondzwerven	→	herumliegen
de wijziging	→	die Änderung
de spullen	→	die Sachen
de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging)	→	der niederländische Gewerkschaftsbund
missen	→	verpassen
vertragen	→	verzögern
de piek	→	der Höhepunkt, der Spitzenwert
klappen krijgen	→	Schläge kassieren/einstecken
bij iemand aankloppen	→	sich an jemanden wenden
gemakzuchtig	→	bequem
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
iets kwijt zijn	→	etwas verloren haben, etwas nicht mehr finden können
gehoor geven	→	Gehör schenken
dat loopt de spuigaten uit	→	das geht auf keine Kuhhaut, das geht über die Hutschnur
schrappen	→	streichen
verlichten	→	erleichtern
het ondergoed	→	die Unterwäsche

van fouten leren	→	aus Fehlern lernen
het Papiaments	→	Kreolsprache auf Aruba, Bonaire und Curaçao
de nationale ombudsman	→	± der Bürgerbeauftragte
de voorwaarde	→	die Bedingung
een klacht neerleggen	→	Anzeige erstatten
de regelgeving	→	die Regelungen, die Vorschriften
de vergunning	→	die Genehmigung
de belastingaanslag	→	die Steuerveranlagung, der Steuerbescheid
de AOW-uitkering	→	gesetzliche Altersrente in den Niederlanden
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
iets terugdraaien	→	etwas rückgängig machen
de gezaghebber	→	der Vertreter der Obrigkeit
onbehoorlijk	→	unpassend, ungehörig

de Oeigoeren	→	die Uiguren
de aangifte	→	die Anzeige
het heropvoedingskamp	→	das Umerziehungslager
de medeplichtigheid	→	die Mitschuld, Beihilfe
de advocaat	→	der Rechtsanwalt, die Rechtsanwältin
het misdrijf	→	das Verbrechen
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
onder het mom	→	unter dem Vorwand, dem Deckmantel
de detentie	→	die Haft, der Freiheitsentzug
waterdicht	→	einwandfrei, lückenlos

op hol slaan	→	verrückt spielen
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
hartverscheurend	→	herzzerreißend
betogen	→	argumentieren
het relletje	→	der Tumult, die Aufregung
afwijzen	→	ablehnen
de gebarentolk	→	der Gebärdendolmetscher, die Gebärdendolmetschererin
het komt me de strot uit	→	es hängt mir zum Hals(e) heraus
de kop	→	die Schlagzeile
voorspellen	→	vorhersagen
kuchen	→	hüsteln, sich räuspern
de elleboogholte	→	die Armbeuge
de fuik	→	die Reuse
een hele zwik	→	eine ganze Menge
snotteren	→	rotzen
de zeesluis	→	die Seeschleuse
aanslepen	→	herbeischleppen
opgang maken	→	Beifall / Anklang finden
er doorheen zitten	→	am Ende sein
de kraamvisitie	→	der Besuch am Wochenbett
de hoogwerker	→	der Hubsteiger
iets in de ban doen	→	etwas mit einem Bann belegen, etwas verbieten
de doem	→	der Fluch, die Verdammung
boven het maaiveld uitsteken	→	auffallen

de overdaad	→	das Übermaß
laaggeletterd	→	mit schlechter Les- und Schreibleistung
tegen iets op kunnen	→	etwas gewachsen sein
sluipenderwijs	→	schleichend
het lood	→	das Blei
verslinden	→	verschlingen
bevoorrecht	→	privilegiert
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
volstrekt uit de tijd	→	völlig altmodisch
een neerwaartse spiraal	→	eine Abwärtsspirale
betwisten	→	anfechten, bestreiten
doorgaans	→	in der Regel
zich voordoen	→	auftreten
het getob	→	das Gegrübel
zich verplaatsen	→	sich versetzen
de arme sloeber	→	der arme Schlucker
bekokstoven	→	aushecken
zich verhouden	→	sich verhalten
de euthanasie	→	die Sterbehilfe
prikkelen	→	stimulieren
het voorproefje	→	der Vorgeschmack, die Kostprobe
iets beteugelen	→	etwas unter Kontrolle bringen, etwas zügeln

de hoorzitting	→	die Anhörung
de metissen	→	die Mestizen
ultiem	→	allerletzt, letztendlich
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
de koloniaal	→	der belgische Kolonialbeamte / Unternehmer in den Kolonien	(in B)
het weeshuis	→	das Waisenhaus
opvoeden	→	erziehen
op slag	→	auf der Stelle, sofort
derderangs	→	drittklassig
verzuipen	→	ersaufen, ertrinken
ongehoord	→	unerhört
gekleurd	→	farbig
de federale regering	→	die Bundesregierung	(in B)
herkrijgen	→	zurückbekommen, wiederbekommen
de stand	→	der Stand, die Stellung
de wreedheid	→	die Grausamkeit
het bewind	→	die Regierung, das Regime
even voordien	→	kurz davor
uiteindelijk	→	letztendlich
weet hebben van iets	→	etwas wissen

opzetten	→	ausstopfen, präparieren
herbegraven	→	umbetten
blijken	→	sich herausstellen
derhalve	→	deshalb, deswegen
iemand ter aarde bestellen	→	jemanden bestatten
van iets af willen	→	etwas loswerden wollen
de vinger opsteken	→	den Finger heben
de Bosjesmannen	→	koloniale Bezeichnung für eine ethnische Gruppe im südlichen Afrika: die Khoisan
dat slaat nergens op	→	das geht völlig daneben, das ist unter aller Kritik
de taxidermist	→	jemand, der Tiere präpariert / der Präparator
de Hottentotten	→	koloniale Sammelbezeichnung für die im heutigen Südafrika und Namibia lebende Völkerfamilie der Khoikhoi
uitgeblust	→	erschöpft
in staat zijn	→	fähig / imstande sein
het hartenbeest	→	eine hirschähnliche Antilope
de nederzetting	→	die Siedlung
villen	→	(ent)häuten
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
overhaast	→	übereilt, vorschnell
de speld in de hooiberg	→	die Stecknadel im Heuhaufen

aandacht aan iets besteden	→	einer Sache Aufmerksamkeit schenken, sich mit einer Sache beschäftigen
uitgebreid	→	ausführlich
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
het zat zijn	→	es satt haben, die Nase voll haben
aan de noodbel trekken	→	Alarm schlagen
het Binnenhof	→	Parlamentsgebäude in Den Haag