Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Help, de bruine kroeg verdwijnt in Amsterdam. ‘Je komt hier om te lullen, drinken kun je thuis ook’ (audio)

lullen	→	quatschen
de toog	→	die Theke
het bierviltje	→	der Bierdeckel
rammetjevol	→	proppenvoll, rammelvoll
de bijstandtrekker	→	der Sozialhilfeempfänger
de vrijmetselaar	→	der Freimaurer
de klusjesman	→	der Allroundhandwerker
gekscherend	→	scherzend
gelikt	→	geschniegelt, perfekt aussehend
aan de orde van de dag	→	an der Tagesordnung
het plafond	→	die Decke
de bierpul	→	der Bierkrug
de stortbak	→	der Spülkasten
aan de kopstootjes zijn	→	Bier und Schnapps brauchen
de bitterbal	→	± das Krokettenklößchen
de stukadoor	→	der Gipser, der Verputzer
krap bij kas	→	knapp bei Kasse
de fooi	→	das Trinkgeld
moppen tappen	→	Witze reißen/verzapfen
kaarten	→	Karten spielen
omkatten	→	umfrisieren
de toeristenfuik	→	die Touristenfalle
opschonen	→	säubern, ausmisten
getogen	→	aufgewachsen
de lambrisering	→	die Täfelung
de tapkast	→	der Schanktisch
de smartlap	→	die Schnulze
schaars verlicht	→	spärlich beleuchtet
het borrelhapje	→	das (pikante) Häppchen

FvD (Forum voor Democratie)	→	rechtspopulistische Partei in den Niederlanden
de ophef	→	die Aufregung, die Unruhe
een hekel aan iemand, iets hebben	→	jemanden, etwas nicht ausstehen können
het kankergezwel	→	das Krebsgeschwür
de PVV (Partij voor de Vrijheid)	→	'Partei für die Freiheit' (eine niederländische rechtspopulistische Partei)
het hondenfluitje	→	± der Wink
de borreltafel	→	der Stammtisch
krimpen	→	schrumpfen
gepaard gaan met iets	→	einhergehen mit etwas
de versplintering	→	die Zersplitterung
iets op zijn lever hebben	→	etwas auf dem Herzen haben
een vooropgezet plan	→	ein vorgefasster Plan
de stemmer	→	der Wähler
afpellen	→	schälen, pellen
de vrijmetselaar	→	der Freimaurer
onder vuur liggen	→	schwerer Kritik ausgesetzt sein
de klokkenluider	→	der Whistleblower
betichten	→	bezichtigen
sommeren	→	auffordern, mahnen
de rel	→	der Krach, Tumult
wortel schieten	→	Wurzel schlagen

neuzen	→	herumschnüffeln, herumstöbern
voortkomen	→	hervorgehen, sich ergeben
gedreven	→	begeistert, leidenschaftlich, beseelt
de verzameldrift	→	der Sammeltrieb
de zakenman	→	der Geschäftsmann
het fortuin	→	das Vermögen
de vrijmetselaar	→	der Freimaurer
geheimzinnig	→	geheimnisvoll, mysteriös
ooit	→	einmal
kwetsbaar	→	empfindlich
de bewaarplaats	→	der Aufbewahrungsort
iets raadplegen	→	etwas zurate ziehen
roerig	→	lebhaft, turbulent
waarborgen	→	gewährleisten, garantieren
lukken	→	klappen
vooralsnog	→	vorerst, vorläufig
publiek	→	öffentlich
de grondlegger	→	der Gründer