Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Hoe kun je minder last hebben van het verzetten van de klok? En zeven andere vragen over de wintertijd (audio)

verzetten	→	umstellen
het spoorboekje	→	das Kursbuch
het ijkpunt	→	der Bezugspunkt, Fixpunkt
de kaars	→	die Kerze
satirisch ingestoken	→	satirisch eingefädelt
de doorslag geven	→	den Ausschlag geben
de nasleep	→	die Folge(n)
handmatig	→	manuell
wel zo handig	→	umso praktischer
doordeweeks	→	an Werktagen
vergemakkelijken	→	erleichtern, einfacher machen
de hersenen	→	das Gehirn
zich aan iets blootstellen	→	sich etwas aussetzen
iets in de pas houden	→	mit etwas Schritt halten
behoorlijk	→	ziemlich, beträchtlich
morren	→	murren
tegen iets kunnen	→	etwas vertragen können
aantoonbaar	→	nachweislich
chagrijnig	→	schlecht gelaunt, griesgrämig
geleidelijk	→	nach und nach
ontbijten	→	frühstücken
het wetsvoorstel	→	der Gesetzentwurf
op de plank blijven liggen	→	in Vorbereitung bleiben
het roerend met iemand eens zijn	→	mit jemandem völlig einer Meinung sein
in de la liggen	→	in der Schublade liegen (bleiben)

Indisch	→	die ehemalige niederländische Kolonie Niederländisch-Ostindien betreffend
het ijkpunt	→	der Bezugspunkt, Fixpunkt
het scheutje	→	der Schuss
het instapmodel	→	das Einstiegsmodell
de vijver	→	der Teich
afgeladen vol	→	gerammelt voll
dat is (even) wennen	→	daran muss man sich gewöhnen
de runderstoof	→	das Rinderschmorfleisch
de varkenspoot	→	die Schweinshachse
de inktvis	→	der Tintenfisch
het buikspek	→	der Bauchspeck
pittig	→	pikant, scharf
de zwam	→	der Pilz
zijn neus ophalen	→	die Nase rümpfen
de afhaal	→	der Straßenverkauf
de welvaart	→	der Wohlstand
schitterend	→	glänzend
tel uit je winst	→	± das rentiert sich

volwassen	→	erwachsen
op zoek gaan	→	sich auf die Suche machen
onvoldoende	→	unzureichend, nicht ausreichend, nicht genug, ungenügend
matuur	→	reif
het stemrecht	→	das Wahlrecht
in tegenstelling tot (i.t.t.)	→	im Gegensatz zu
de leeftijdgenoot	→	der Gleichaltrige, der Altersgenosse
het ijkpunt	→	der Bezugspunkt, Fixpunkt
de mijlpaal	→	der Meilenstein, der Wendepunkt
vanzelfsprekend	→	selbstverständlich
de gebeurtenis	→	das Ereignis