Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Duits leren is verre van populair, zelfs in de grensstreek

verre van	→	alles andere als
het keuzevak	→	das Wahlfach
aan populariteit inboeten	→	an Popularität verlieren
stoffig	→	staubig, verstaubt
de grensstreek	→	das Grenzgebiet
enthousiasmeren	→	begeistern, in Begeisterung versetzen
dalend	→	rückläufig
het eindexamenvak	→	das Abiturfach
het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs)	→	die berufsbildende Schule, Fachschule in den Niederlanden
het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs)	→	die niederländische Mittelschule / Realschule
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
tenzij	→	es sei denn

in de aanloop (naar)	→	im Vorfeld
uitvergroten	→	vergrößern
het klaslokaal	→	das Klassenzimmer
de stedelijke gym	→	das städtische Gymnasium
verbreden	→	erweitern
de normen en waarden	→	die Normen und Werte
de inspraak	→	die Mitsprache, Mitbestimmung
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
doeltreffend	→	wirksam, effektiv
het eindexamen	→	das Abitur
de maatschappijleer	→	die Sozialkunde
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
de peiling	→	die Umfrage
laaggeschoold	→	mit geringer Ausbildung
het hokjesdenken	→	das Schubladendenken
iemand aantasten	→	jemanden angreifen
de dupe zijn	→	das Opfer sein
van zich afslaan	→	sich gegen etwas wehren
de kale kop	→	der Glatzkopf
gekleurd	→	(subjektiv) gefärbt

blokken	→	pauken
niet doorgaan	→	nicht stattfinden, ausfallen
cancelen	→	absagen
de toets	→	der Test
geslaagd zijn	→	bestanden haben
zakken	→	durchfallen
vrijwel	→	nahezu, so gut wie
dat stelt niet veel voor	→	das hat nicht viel zu bedeuten
het cijfer	→	die Note
het gezin	→	die Familie
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
opgelucht	→	erleichtert
balen	→	sich ganz schön ärgern

piekeren	→	grübeln
de ggz (geestelijke gezondheidszorg)	→	die psychische Gesundheitsfürsorge
tobben met iets	→	sich (herum)quälen / plagen mit etwas
terechtkunnen	→	hingehen können, Hilfe finden können
iets nagaan	→	etwas untersuchen, überprüfen
de onvoldoende	→	die Note 'mangelhaft'
óverkomen	→	ankommen, herüberkommen
de klacht	→	die Beschwerde
het verleden	→	die Vergangenheit
het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs)	→	die niederländische Mittelschule / Realschule
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
van iets last hebben	→	unter etwas leiden
de neerslachtigheid	→	die Niedergeschlagenheit
meepraten	→	mitreden
falen	→	versagen, scheitern
ruzie hebben	→	Streit, Krach haben
de drempel	→	die Schwelle
de voorlichting	→	die Aufklärung, Belehrung, Beratung, Information
achter iets komen	→	etwas entdecken

de beurs	→	das Stipendium
overhalen	→	überreden
de lerarenopleiding	→	die Lehrerausbildung
aanspraak maken op	→	Anspruch erheben auf
afronden	→	abschließen
de tegemoetkoming	→	die Beihilfe, der Zuschuss, die Unterstützung
niet hoeven	→	nicht brauchen
bedoeld zijn	→	bezwecken
de pabo (pedagogische academie voor het basisonderwijs)	→	die niederländische Ausbildung für Grundschullehrer
klassieke talen	→	Griechisch und Latein
de exacte vakken	→	die naturwissenschaftlichen Fächer
de wiskunde	→	die Mathematik
de scheikunde	→	die Chemie
de voorwaarde	→	die Bedingung
de onderwijzer	→	der Grundschullehrer
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig

het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
het werkstuk	→	die schriftliche Arbeit
de nieuwslezer	→	der Nachrichtensprecher
het NOS-journaal	→	die Nachrichten der zentralen niederländischen Rundfunk- und Fernsehanstalt
bevlogen	→	leidenschaftlich
de scholier	→	der Schüler
de taalkunde	→	die Sprachwissenschaft, die Linguistik
de bevinding	→	der Befund, die Erkenntnis

voor iemand door het stof gaan	→	vor jemandem im Staube kriechen
de stagiair	→	der Praktikant
plegen	→	verüben, begehen
overschrijven	→	abschreiben
knippen en plakken	→	kopieren und einfügen
het toneelstuk	→	das Theaterstück
iemand om de tuin leiden	→	jemanden hinters Licht führen, jemanden hintergehen
onvoldoende	→	unzureichend
opletten	→	aufpassen
spijt hebben van iets	→	etwas bedauern
de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen)	→	die Königliche Niederländische Akademie der Wissenschaften
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
het werkstuk	→	die schriftliche Arbeit
vooralsnog	→	vorerst, vorläufig
iets tegen het licht houden	→	etwas durchleuchten
de schending	→	die Verletzung

het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
het eindexamen	→	das Abitur
maatschappijwetenschappen	→	Gesellschaftswissenschaften, Sozialwissenschaften
er gaat bij hem een belletje rinkelen	→	es klingelt bei ihm
het Cito (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling)	→	ein niederländisches Institut für die Entwicklung von Unterrichtstests
het onderwerp	→	das Thema
de media	→	die Medien
ergens in rollen	→	in etwas hineinschlittern
durven	→	wagen, sich trauen
mits	→	unter der Bedingung, dass / vorausgesetzt, dass
de verslaggever	→	der Reporter, der Berichterstatter