Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Oote oote oote Boe – Kamervragen over een “infantiel gedicht” (1952) (video)

onaanvaardbaar	→	inakzeptabel
steken	→	ärgern
waarderen	→	schätzen
de VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie)	→	niederländische rechtsliberale Partei
de brabbeltaal	→	das Gebrabbel
de roeping	→	die Berufung
onbeschaamd	→	unverschämt, schamlos
de uittarting	→	die Herausforderung
het staaltje	→	das Beispiel
verheffend	→	erhebend
het gebazel	→	das Geschwafel
de rampzaligheid	→	das Unglück
zich op de vlakte houden	→	mit seiner Meinung hinter dem Berg halten
de bewindsman	→	der Minister

nipt	→	knapp
missen	→	verpassen
op zijn	→	alle zijn
gluiperig	→	hinterhältig, heuchlerisch
zenuwslopend	→	nervenaufreibend, nervtötend
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
de gemenerik	→	der gemeine Kerl, der Schuft
aan de beurt komen	→	an die Reihe kommen
verontwaardigd	→	empört, entrüstet
de waarschuwing	→	die Warnung
met een sisser aflopen	→	glimpflich verlaufen, glimpflich ausgehen
opgelucht	→	erleichtert
veeleisend	→	anspruchsvoll
iets afgelasten	→	etwas absagen / abblasen
komen opdagen	→	erscheinen
mislopen	→	fehlschlagen, misslingen
achteraf	→	hinterher, im Nachhinein
de overrompeling	→	die Überrumpelung
waarderen	→	schätzen
iets ophelderen	→	etwas aufklären

het kerstpakket	→	das Weihnachtspaket
de groente	→	das Gemüse
het bord	→	der Teller
de pompoen	→	der Kürbis
het konijn	→	das Kaninchen
aan iets te pas komen	→	erforderlich/notwendig sein
de witlof	→	der Chicorée	(in NL)
geen notie hebben	→	keine Ahnung haben
iemand in het zonnetje zetten	→	jemanden verwöhnen
waarderen	→	schätzen
de traktatie	→	der Leckerbissen
iets doorhebben	→	etwas kapieren
aan de hand zijn	→	los sein
iets in de gaten hebben	→	etwas merken, durchschauen
scheuren	→	reißen

het ongeluk	→	der Unfall, das Unglück
verzwakt	→	geschwächt
behoorlijk	→	ziemlich, recht, beträchtlich
tam	→	zahm
de vergroeiing	→	die Verkrüppelung
de aandoening	→	die Erkrankung
ondanks dat	→	obwohl
herstellen	→	sich erholen, genesen
rustgevend	→	beruhigend
waarderen	→	schätzen
de natuurbescherming	→	der Naturschutz

de terugtraprem	→	die Rücktrittbremse
zich buigen over iets	→	sich mit einer Sache beschäftigen / befassen
de beleidsmaker	→	der Entscheidungsträger
een hoog aanzien hebben	→	hohes Ansehen genießen
het vervoermiddel	→	das Transportmittel
de armelui	→	die Armen
waarderen	→	schätzen

de weduwe	→	die Witwe
de tweedehands boekwinkel	→	das Antiquariat
opmerkelijk	→	bemerkenswert
de vondst	→	der Fund
de vrijwilliger	→	der Freiwillige, der ehrenamtliche Mitarbeiter
de geadresseerde	→	der Adressat
destijds	→	damals
waarderen	→	schätzen
hoogachtend	→	hochachtungsvoll
het bonnetje	→	der Kassenbon
de boekenlegger	→	das Lesezeichen
het winkelcentrum	→	das Einkaufszentrum
de opbrengst	→	der Erlös, Ertrag
de reden	→	der Grund

verkazen	→	sich an die niederländische Kultur anpassen
afstuderen	→	das Studium absolvieren / abschließen
het ver schoppen	→	es weit bringen
betweterig	→	besserwisserisch
waarderen	→	schätzen
verkeerd uitpakken	→	schiefgehen
de tegenslag	→	der Rückschlag
een kruiwagen hebben	→	einen Fürsprecher haben
de sollicitatie	→	die Bewerbung
het verleden	→	die Vergangenheit
de groei	→	das Wachstum