Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Waarom de koning zwijgt over de vluchtelingencrisis

de aanpak	→	die Vorgehensweise, die Herangehensweise, das Verfahren
de taak	→	die Aufgabe, der Auftrag, die Pflicht
voor iemand/iets op de bres staan	→	sich für jemanden/etwas starkmachen
letterlijk	→	wortwörtlich, buchstäblich
netelig	→	heikel
de samenleving	→	die Gesellschaft
iets aantasten	→	etwas antasten / angreifen
worstelen	→	ringen
blijken uit	→	hervorgehen aus
achteraf	→	hinterher, im Nachhinein, nachträglich
terloops	→	am Rande, nebenbei
aanstippen	→	streifen
ergens wortel schieten	→	irgendwo Wurzeln schlagen
de klei	→	der Lehm, Ton
iemand de maat nemen	→	jemanden beurteilen
de maatschappij	→	die Gesellschaft
te staan komen op iets	→	etwas einbringen, bringen
het gezag	→	die Autorität
toonzetten	→	den Ton bestimmen
venijnig	→	bösartig, giftig

botsen	→	in Konflikt geraten
vaker	→	häufiger, öfter
in de clinch liggen met iemand	→	mit jemandem im Streit / Clinch liegen
nefast	→	verhängnisvoll
grootschalig	→	groß angelegt
de speelplaats	→	der Spielplatz, Schulhof
roddelen	→	klatschen, tratschen
het gedrag	→	das Verhalten
hypothekeren	→	(mit einer Hypothek) belasten	(in B)
het secundair onderwijs	→	die weiterführenden Schulen	(in B)
doorgaans	→	in der Regel, (für) gewöhnlich
beschouwen	→	betrachten
uitdagen	→	herausfordern
veeleer	→	eher
het doel	→	das Ziel
het gezag	→	die Autorität
bestendigen	→	aufrechterhalten, beibehalten
schuilen	→	sich verbergen / verstecken

opstappen	→	weggehen
worstelen	→	ringen
het bestuur	→	die Verwaltung
vertrekken	→	hier: abdanken
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
roekeloos	→	leichtsinnig, waghalsig, unbesonnen
kwetsbaar	→	schwach, verletzbar
chantabel	→	erpressbar
daar heb je de poppen aan 't dansen	→	da haben wir die Bescherung
ontsteld	→	entsetzt
in de gaten houden	→	im Auge behalten
op iets doelen	→	auf etwas zielen, sich auf etwas beziehen
bekrompen	→	engstirnig
rekening houden met iets	→	etwas berücksichtigen
de burgervader	→	der Bürgermeister
de geaardheid	→	die Veranlagung
het gezag	→	die Autorität
koesteren	→	hegen und pflegen
de ophef	→	die Aufregung, die Unruhe, das Aufheben(s)
binnen de lijntjes	→	innerhalb der Grenzen
naar de strot grijpen	→	an der Gurgel/Kehle packen

erkennen	→	anerkennen
zich onderwerpen aan iets	→	sich etwas unterziehen
beschikken	→	verfügen
het gezag	→	die Autorität
iemand de les spellen	→	jemandem eine Lehre erteilen, jemandem die Leviten lesen	(in B)

de opkomst	→	die Zunahme
de bedreiging	→	die Bedrohung
waarschuwen	→	warnen
het gezag	→	die Autorität
de wet	→	das Gesetz
een beroep doen op iets	→	appellieren an etwas
de haat	→	der Hass
in plaats van (i.p.v.)	→	anstatt, statt, anstelle (von)
sommige(n)	→	manche, einige
zijn kop in het zand steken	→	den Kopf in den Sand stecken
de uitzondering	→	die Ausnahme
de bondskanselier	→	die Bundeskanzlerin, der Bundeskanzler
iets hoog in het vaandel hebben	→	etwas hochhalten, etwas ganz groß schreiben

iets in de verf zetten	→	etwas herausstreichen / hervorheben / betonen	(in B)
onder de indruk van iemand raken	→	von jemandem (sehr) beeindruckt sein, jemand hat jemanden sehr beeindruckt
diep geraakt	→	tief gerührt, bewegt
het gezag	→	die Autorität
de oprechtheid	→	die Aufrichtigkeit