Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Griepcommissaris hekelt ‘fascistoïde onzin’ Carl Decaluwé

de griepcommissaris	→	der Grippebeauftragte der Gesundheitsbehörde
iets hekelen	→	etwas scharf kritisieren, etwas anprangern
furieus	→	fuchsteufelswild, rasend
de bedeling	→	die Armenfürsorge
de schaamte voorbij	→	jenseits der Scham
blijkbaar	→	offensichtlich
het ongenoegen	→	das Missfallen, die Unzufriedenheit
het betoog	→	die Argumentation
durven	→	sich trauen
uitkramen	→	verzapfen, von sich geben
de uithaal	→	der Hieb
viseren	→	kritisieren	(in B)
uit de hoek komen	→	hier: sich aüßern
voederen	→	füttern
neerpennen	→	niederschreiben
de aanfluiting	→	die Verhöhnung
de menslievendheid	→	die Menschenliebe, Humanität
verdelgen	→	vertilgen, vernichten
de meeuwenplaag	→	die Möwenplage
de uitdaging	→	die Herausforderung

het gezegde	→	die Redensart, Redewendung
praten als Brugman	→	wortgewaltig daherreden, sich den Mund fusselig reden
ad rem	→	schlagfertig, geistesgegenwärtig
welbespraakt	→	sprachgewandt, redegewandt
niet op zijn mondje gevallen zijn	→	nicht auf den Mund gefallen sein
kletsen	→	quatschen
de tongriem	→	das Zungenband
de spier	→	der Muskel
neerpennen	→	niederschreiben
een fluitje van een cent	→	ein Kinderspiel
het bakkes	→	die Fratze, die Fresse
goed van de tongriem gesneden zijn	→	zungenfertig sein
schunnig	→	schlüpfrig

de schouwburg	→	das Theater
de kostschool	→	das Internat
het bos	→	der Wald, der Forst
te pas komen	→	zustattenkommen
een buiging maken	→	eine Verbeugung machen
de worsteling	→	das Ringen
durven	→	wagen, sich trauen
het herseninfarct	→	der Gehirnschlag
de achterkant	→	die Rückseite
neerpennen	→	niederschreiben
de krachtinspanning	→	die Kraftanstrengung
achter de schermen	→	hinter den Kulissen
benauwend	→	beklemmend, bedrückend
iets erin slaan	→	etwas reinprügeln
het jappenkamp	→	das japanische Konzentrationslager
de aarzelaar	→	der Zögerer
de lulhannes	→	der Quatschkopf
zwaar op de hand zijn	→	alles schwernehmen, schwermütig sein
tobben	→	sich (herum)quälen