Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Protest tegen plan voor hergebruik SS-gevangenis in Vught

aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
het verzet	→	der Widerstand
afgrijselijk	→	grauenhaft
snappen	→	kapieren, verstehen
wijzigen	→	ändern
in … opzicht	→	in … Hinsicht
zomaar	→	einfach so
de rechtsbescherming	→	der Rechtsschutz

ondanks	→	trotz
de keuze	→	die Entscheidung, die Wahl
beperken	→	einschränken
de verslaggever	→	der Reporter, der Berichterstatter
eraan toe zijn	→	dran sein
de belemmering	→	das Hindernis
uitpakken	→	ausgehen
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
tekenend	→	bezeichnend
de deken van de orde van advocaten	→	der Vorsteher der Anwaltskammer
ondergeschikt	→	untergeordnet
op het lijf geschreven	→	wie auf den Leib geschrieben

dweilen met de kraan open	→	nur die Symptome, nicht die wirkliche Ursache bekämpfen
dweilen	→	aufwischen
het broedseizoen	→	die Brutzeit
het reekalfje	→	das Rehkalb, Rehkitz
het vermaak	→	das Vergnügen, Amüsement
de wandelaar	→	der Spaziergänger
ergens tegenaan lopen	→	auf etwas stoßen
het natuurbeheer	→	der Landschaftsschutz
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
loslopend	→	frei herumlaufend
iemand in de verleiding brengen	→	jemanden in die Versuchung bringen
onaantrekkelijk	→	unattraktiv
de duindoorn	→	der Sanddorn
stekelig	→	stachelig

lijken	→	scheinen
afstevenen op iets	→	zielstrebig auf etwas zugehen
de uitslag	→	das Ergebnis
het wanbeleid	→	die Misswirtschaft
de zetel	→	der Sitz, das Mandat
de Decembermoorden	→	am 8. Dezember 1982 wurden 15 Gegner der Militärregierung in Surinam umgebracht
het vonnis	→	das Urteil
schorsen	→	aussetzen, unterbrechen
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
de opsomming	→	die Aufzählung
de fraude	→	der Betrug
de waarnemer	→	der Beobachter
de vertraging	→	die Verzögerung

de noodkreet	→	der Hilferuf
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
iets hervatten	→	etwas wieder aufnehmen
iets kwijtspelen	→	etwas verlieren	(in B)
vertolken	→	spielen, darstellen
oplappen	→	ausbessern, flicken
iets aan de kaak stellen	→	etwas anprangern / an den Pranger stellen
de zelfredzaamheid	→	die Fähigkeit zur Selbsthilfe
de beproeving	→	die Prüfung
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich
iets onder ogen zien	→	etwas einsehen, etwas ins Auge sehen
dienen te	→	sollen
onvoorwaardelijk	→	bedingungslos
de overmacht	→	die höhere Gewalt
de vaardigheid	→	das Können
daarzonder	→	ohne das	(in B)
nochtans	→	allerdings, dennoch
de waarborg	→	die Gewähr, Garantie

ontmaskeren	→	enttarnen
fout	→	falsch, unkorrekt, unpassend
de dokter	→	der Arzt
de pennenvfrucht	→	± die schriftstellerische Leistung
stelselmatig	→	systematisch
belabberd	→	mies, elend, miserabel
de ondervoeding	→	die Unterernährung
weerzinwekkend	→	widerwärtig, ekelerregend
het relaas	→	der Bericht, die Geschichte
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
gelasten	→	befehlen, auftragen, anordnen
de la	→	die Schublade
vooropstellen	→	voraussetzen
iets aankaarten	→	etwas anschneiden, zur Sprache bringen
op het matje worden geroepen	→	einen Rüffel bekommen
de wreedheid	→	die Grausamkeit
blootleggen	→	offenlegen, aufdecken
het hiaat	→	die Lücke
van dien aard	→	derart
in iets stoppen	→	in etwas stecken,investieren

het Europees Hof	→	der Europäische Gerichtshof
iemand op de vingers tikken	→	jemanden rügen
de detentie	→	die Haft, der Freiheitsentzug
het huis van bewaring	→	die Haftanstalt, das Untersuchungsgefängnis
propvol	→	proppenvoll
met de handen in het haar zitten	→	weder ein noch aus wissen, völlig ratlos sein
niet zomaar	→	nicht einfach so
onverantwoord	→	unverantwortlich, verantwortungslos
naarstig	→	eifrig, fleißig, emsig
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
de toezichthouder	→	der Aufseher, Aufsichtsführende
de Raad van Europa	→	der Europarat
te allen tijde	→	jederzeit, immer
de waarborg	→	die Gewähr, die Bürgschaft
onontkoombaar	→	unumgänglich
in de fout gaan	→	einen Verstoß begehen

de besteller	→	der Zusteller
opslaan	→	lagern, aufbewahren
de schuur	→	die Scheune
ontslaan	→	entlassen
aan de hand zijn	→	los sein
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
met de handen in het haar zitten	→	weder ein noch aus wissen, völlig ratlos sein
de wijkbezorger	→	der Bezirkszusteller
handmatig	→	manuell
de tv-gids	→	Programmzeitschrift für Rundfunk und Fernsehen
de kuil	→	die Grube

zich uitlaten	→	sich äußern
de bolletjesslikker	→	der Drogenkurier
uiterlijke kenmerken	→	äußere Merkmale
inlichten	→	informieren
opschroeven	→	hoch schrauben
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
schelen	→	einen Unterschied machen
de mankracht	→	das Personal

vervuild	→	verunreinigt, verschmutzt
de regenbui	→	der Regenschauer
de troep	→	das Dreck(s)zeug
de afvalstort	→	die Mülldeponie
meesleuren	→	mitschleifen
zorgen baren	→	Sorgen bereiten
de schildpad	→	die Schildkröte
de meeuw	→	die Möwe
de opheldering	→	die (Auf)Klärung
terechtkomen	→	landen, dahin kommen
de gezaghebber	→	der Gouverneur
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
in werking stellen	→	einschalten, in Betrieb setzen

iets boycotten	→	etwas boykottieren
betuigen	→	bekunden, ausdrücken
steunen	→	unterstützen
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
zelfgekozen	→	selbst gewählt
gevoelig	→	heikel
ongepast	→	unpassend, unangebracht, unanständig
belanden	→	landen