Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Van wanten weten – Betekenis en herkomst

van wanten weten	→	Ahnung von einer Sache haben
zijn mannetje staan	→	seinen Mann stehen
met de deur in huis vallen	→	mit der Tür ins Haus fallen
achterhalen	→	ermitteln, herausfinden
de kousenwinkel	→	der Strumpfladen
de want	→	das Tauwerk
de want	→	der Fausthandschuh, Fäustling
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
het voegwoord	→	das Bindewort, die Konjunktion
afdoen als	→	abtun als

in de aanloop (naar)	→	im Vorfeld
uitvergroten	→	vergrößern
het klaslokaal	→	das Klassenzimmer
de stedelijke gym	→	das städtische Gymnasium
verbreden	→	erweitern
de normen en waarden	→	die Normen und Werte
de inspraak	→	die Mitsprache, Mitbestimmung
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
doeltreffend	→	wirksam, effektiv
het eindexamen	→	das Abitur
de maatschappijleer	→	die Sozialkunde
het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)	→	der niederländische Gymnasialzweig
de peiling	→	die Umfrage
laaggeschoold	→	mit geringer Ausbildung
het hokjesdenken	→	das Schubladendenken
iemand aantasten	→	jemanden angreifen
de dupe zijn	→	das Opfer sein
van zich afslaan	→	sich gegen etwas wehren
de kale kop	→	der Glatzkopf
gekleurd	→	(subjektiv) gefärbt

iets afschieten	→	etwas verwerfen
de N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie)	→	die flämisch nationalliberale Partei
inpeperen	→	einschärfen
bij uitstek	→	par excellence, schlechthin
diets	→	duidelijk
blokken	→	pauken
fier	→	stolz
de mosterd	→	der Senf
aansnijden	→	anschneiden, ansprechen
iets afhaspelen	→	etwas abhaspeln	(in B)
iets niet smaken	→	etwas nicht schätzen	(in B)
bar slecht	→	grundschlecht, saumäßig schlecht
haaks staan op iets	→	mit einer Sache nicht vereinbar sein, im Widerspruch zu einer Sache stehen
op voorhand	→	im Voraus
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
aan bod komen	→	behandelt werden, zur Sprache kommen
kom zeg!	→	na, hör mal!
terugkaatsen	→	zurückwerfen
alleszins	→	auf jeden Fall, zumindest	(in B)
iets neerpoten	→	etwas hinstellen
een heet hangijzer	→	ein heißes Eisen
net	→	gerade

raak zijn	→	soweit seit
de melkveehouder	→	der Milchbauer
doodsbang	→	in Todesangst
meemaken	→	erleben
zich koest houden	→	sich ruhig verhalten
opmerkelijk	→	bemerkenswert
buiten	→	außerhalb
iets nagaan	→	etwas untersuchen, überprüfen
het kuddegedrag	→	der Herdentrieb
doorgronden	→	durchschauen, ergründen
iets overhouden	→	etwas zurückbehalten, davontragen
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
het telefoontje	→	der Anruf
de beving	→	das Beben

overwegen	→	erwägen, überlegen, bedenken
de raadsvergadering	→	die Ratssitzung, Gemeinderatssitzung
het overleg	→	die Beratung(en)
schrappen	→	streichen, durchstreichen, absagen
vertegenwoordigen	→	vertreten
indruisen tegen	→	verstoßen gegen
het hamerstuk	→	der Tagesordnungspunkt, der ohne Diskussion genehmigt wird
aftikken	→	abhaken
zonder slag of stoot	→	widerstandslos
van iets af willen	→	etwas loswerden wollen
de stemmen staken	→	es besteht Stimmengleichheit
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
de Kamervraag	→	die Frage im Parlament
ongegrond	→	unbegründet

de flitspaal	→	die Radarfalle, Blitzanlage, der Blitzer
twee op de drie	→	zwei von drei
het gewest	→	die Region
de keuze	→	die Entscheidung, die Wahl
de kosten-batenanalyse	→	die Kosten-Nutzen-Analyse
het agentschap	→	die Agentur
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
ontbreken	→	fehlen
achterhalen	→	herausfinden
beschikken	→	verfügen
wel degelijk	→	durchaus
het buurland	→	das Nachbarland
iets doorhebben	→	etwas merken / kapieren / durchschauen
ontraden	→	abraten

het fietspad	→	der Fahrradweg, Radweg
de scooter	→	der (Motor)Roller
de bakfiets	→	das Lastenfahrrad, Transportfahrrad
het is druk	→	es ist voll, es ist viel Verkehr
de ruimte	→	der Platz, Raum
het knelpunt	→	das Problem, der Problembereich
de file	→	der Stau
voorkomen	→	vorbeugen, verhindern
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen