Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Mensenrechtencentrum VU Amsterdam wordt opgedoekt na kritisch rapport

opdoeken	→	auflösen
iets opheffen	→	etwas auflösen
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
publiekelijk	→	öffentlich, in aller Öffentlichkeit
opschorten	→	aussetzen
toetsen	→	testen
kwetsbaar	→	empfindlich
de bewoordingen	→	die Worte
de bevinding	→	der Befund, die Erkenntnis
noten kraken	→	Nüsse knacken
aanschurken tegen iets	→	Unterstützung bei etwas suchen
terecht	→	zu Recht
snappen	→	kapieren
aangaan	→	beginnen
de omkoping	→	die Bestechung, die Korruption
korte metten met iets maken	→	kurzen Prozess mit etwas machen

opstappen	→	weggehen
worstelen	→	ringen
het bestuur	→	die Verwaltung
vertrekken	→	hier: abdanken
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
roekeloos	→	leichtsinnig, waghalsig, unbesonnen
kwetsbaar	→	schwach, verletzbar
chantabel	→	erpressbar
daar heb je de poppen aan 't dansen	→	da haben wir die Bescherung
ontsteld	→	entsetzt
in de gaten houden	→	im Auge behalten
op iets doelen	→	auf etwas zielen, sich auf etwas beziehen
bekrompen	→	engstirnig
rekening houden met iets	→	etwas berücksichtigen
de burgervader	→	der Bürgermeister
de geaardheid	→	die Veranlagung
het gezag	→	die Autorität
koesteren	→	hegen und pflegen
de ophef	→	die Aufregung, die Unruhe, das Aufheben(s)
binnen de lijntjes	→	innerhalb der Grenzen
naar de strot grijpen	→	an der Gurgel/Kehle packen

opschorten	→	aussetzen
afgelasten	→	absagen
dat doet er niet toe	→	das tut nichts zur Sache, das bleibt sich gleich, das ist egal
de subsidie	→	die Subvention
het corps	→	die Verbindung
het dispuut	→	die Studentenverbindung (Unterabteilung)
op het matje worden geroepen	→	einen Rüffel bekommen, einbestellt werden
schorsen	→	suspendieren
ontstemd	→	verstimmt, verärgert
de gang van zaken	→	der Hergang, der Gang der Dinge
met klem	→	mit Nachdruck, nachdrücklich
onmiddellijk	→	sofortig
de ontgroening	→	das (studentische) Inkorporationsritual
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen

de afkeer van iets	→	die Abneigung gegen etwas
de vacature	→	die freie Stelle
het lef	→	der Mut
solliciteren	→	sich bewerben
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
het lid	→	das Mitglied
oppakken	→	festnehmen, verhaften
de verleiding	→	die Verführung
iets aankunnen	→	einer Sache gewachsen sein
de durf	→	der Mut, die Courage
benadrukken	→	betonen
er een schepje bovenop doen	→	einen draufsetzen

het breed laten hangen	→	den Rubel rollen lassen
de minister van Financiën	→	der Finanzminister
beloven	→	versprechen
het rustig aan doen	→	hier: nicht übertreiben
volstrekt	→	absolut, unbedingt, völlig
de bezuinigingen	→	die Einsparungen
de wijnklimaatkast	→	der Weinklimaschrank
ruimschoots	→	reichlich
het perceel	→	das Grundstück, die Parzelle
op termijn	→	längerfristig, irgendwann
vergooien	→	wegwerfen, vergeuden
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
het opnemen voor iemand	→	für jemanden eintreten, für jemanden Partei ergreifen

de uitgever	→	der Verleger, der Verlag
de naoorlogse literatuur	→	die Nachkriegsliteratur
bepalen	→	bestimmen
de verbeelding	→	die Fantasie, Einbildungskraft
verslaan	→	schlagen, besiegen
de opkomst	→	der Aufstieg
de tak	→	der Zweig
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
iets hekelen	→	etwas scharf kritisieren, etwas anprangern
betrokken raken	→	sich engagieren
bevlogen	→	leidenschaftlich, schöpferisch

sukkelen	→	sich abquälen, sich herumplagen, kränkeln
de botten	→	die Knochen
het zuurstoftekort	→	der Sauerstoffmangel
herstellen	→	sich erholen, genesen
verstek geven	→	nicht wahrnehmen können
de woordvoerster	→	die Sprecherin
het sprookje	→	das Märchen
iets aanvaarden	→	etwas akzeptieren / annehmen / übernehmen
wankel	→	wackelig, schwankend
in opspraak raken / komen	→	Aufsehen erregen, ins Gerede kommen
oprichten	→	gründen
iets in de verf zetten	→	etwas herausstreichen / hervorheben / betonen	(in B)
verwijten	→	vorwerfen
de heisa	→	der Heckmeck, das Trara, Theater
opdoeken	→	auflösen
de dotatie	→	die Apanage