Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Geaccrediteerde missiehoofden prijzen de rechtstaat Suriname

het missiehoofd	→	der Botschafter, der diplomatische Vertreter
uitdagend	→	herausfordernd
in het reine komen	→	ins Reine kommen
de verzoening	→	die Versöhnung
de waarborg	→	die Garantie
de wreedheid	→	die Grausamkeit
plegen	→	verüben, begehen
herhalen	→	wiederholen

trotseren	→	trotzen
de (Nijmeegse) Vierdaagse	→	die (Nimwegener) Viertagewanderung
moe maar voldaan	→	müde aber zufrieden
schrappen	→	streichen
haasten	→	eilen
uitdagend	→	herausfordernd
het briesje	→	die leichte Brise
het blijft wennen	→	es bleibt gewöhnungsbedürftig
de EHBO (Eerste Hulp Bij Ongelukken)	→	die Erste Hilfe, Unfallhilfe
de blaar	→	die Blase
prikken	→	stechen
kon ta bai	→	wie geht es dir (Papiamento)
de stagiaire	→	die Praktikantin
grappen	→	scherzen
geschoren	→	rasiert
wapperen	→	flattern
geld storten	→	Geld überweisen / einzahlen

op kamers wonen	→	in einem gemieteten Zimmer wohnen, möbliert wohnen
de medestudent	→	der Kommilitone, die Kommilitonin
de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)	→	das Presseamt der niederländischen Regierung
de stage	→	das Praktikum
het vwo-examen	→	das Abitur
uitdagend	→	herausfordernd
trots	→	stolz
het belang	→	das Interesse
aan bod komen	→	behandelt werden, zur Sprache kommen

afremmen	→	bremsen
ingrijpend	→	einschneidend, tief greifend
de waardering	→	die Anerkennung
bijspringen	→	beispringen, aushelfen
onmisbaar	→	unentbehrlich
voorkómen	→	verhindern
simpelweg	→	schlichtweg
de zzp'er (zelfstandige zonder personeel)	→	der Einzelunternehmer	(in NL)
snoeihard	→	sehr hart
aankomen	→	treffen
afgelasten	→	absagen, absetzen
nogal wat	→	ziemlich viel
iets kwijt willen	→	etwas sagen / loswerden wollen
beseffen	→	einsehen, erkennen
in de steek laten	→	im Stich lassen
iets losmaken	→	etwas auslösen
uitdagend	→	herausfordernd
de verlamming	→	die Lähmung
de saamhorigheid	→	die Zusammengehörigkeit

het vonnis	→	das Urteil
medeplegen	→	mitbegehen, mitverüben
in tranen uitbarsten	→	in Tränen ausbrechen
opgelucht	→	erleichtert
de legerleider	→	der Kommandant, Befehlshaber
de rechtszaak	→	der Prozess, die Gerichtsverhandlung
verscheurd	→	zerrissen, gespalten
iemand wantrouwen	→	jemandem misstrauen
gelasten	→	befehlen, auftragen, anordnen
hoger beroep aantekenen	→	Berufung einlegen
beslechten	→	schlichten, bereinigen
opperen	→	vorschlagen
iemand neerschieten	→	jemanden erschießen
verzinnen	→	erfinden, sich ausdenken
onderbouwen	→	untermauern
beslissingen nemen	→	Entscheidungen treffen
koelbloedig	→	kaltblütig
de schouwing	→	die Inspektion, die Leichenschau
met voorbedachte rade	→	vorsätzlich
berouw tonen	→	Reue zeigen
niet van toepassing (n.v.t.)	→	nicht zutreffend
summier	→	summarisch, kurz gefasst
niets aan de hand	→	alles in Ordnung, kein Problem
jaloers	→	neidisch, eifersüchtig
een gooi naar iets doen	→	etwas wagen, sein Glück versuchen
de waardering	→	die Wertschätzung, Anerkennung
uitdagend	→	herausfordernd
de zaakgelastigde	→	der, die Beauftragte
iets overeind houden	→	etwas aufrechterhalten

omringd	→	umgeben
uitdagend	→	herausfordernd
de Benedenwindse Eilanden	→	die Inseln unter dem Winde
de belevingswereld	→	die Erlebniswelt
iets stilzetten	→	etwas anhalten, stoppen
de aansluiting	→	der Anschluss
het OCW (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen)	→	das niederländische Ministerium für Erziehung, Kultur und Wissenschaft
de omgangstaal	→	die Umgangssprache
eisen stellen	→	Ansprüche / Anforderungen stellen
de belemmering	→	das Hindernis
iets onder de aandacht brengen van iemand	→	jemanden auf etwas aufmerksam machen
iets opkrikken	→	etwas verbessern
iets toejuichen	→	etwas begrüßen
neerkomen op iets	→	hinauslaufen auf etwas, etwas ergeben
aanslaan	→	ankommen, Anklang finden
iets geweld aandoen	→	etwas Gewalt antun
de drempel	→	die Schwelle, Hemmschwelle
afhaken	→	aussteigen, aufhören

omheen	→	herum
overgroot	→	übergroß
drogeren	→	dopen
verkrachten	→	vergewaltigen
aanranden	→	sich vergreifen / vergehen an
naroepen	→	nachrufen
de onderbouwing	→	die Untermauerung
de kroeg	→	die Kneipe
de hakken	→	die Stöckelschuhe
uitdagend	→	herausfordernd
durven	→	sich trauen
de respondent	→	der / die Befragte
aanmoedigen	→	ermutigen
de pleger	→	der Täter / dieTäterin
de blinde vlek	→	der blinder Fleck
het overschrijdend gedrag	→	das grenzüberschreitende Verhalten

de veiling	→	die Auktion
de belangstelling	→	das Interesse
de spullen	→	die Sachen
de pendule	→	die Pendeluhr
de toneelkijker	→	das Opernglas, Theaterglas
het voorwerp	→	der Gegenstand
de verhouding	→	das Verhältnis, die Beziehung
ontfutselen	→	ablisten, abluchsen
uitdagend	→	herausfordernd
bloedmooi	→	bildschön, bildhübsch
de bombarie	→	der Klimbim
soepel	→	reibungslos
de ondervraging	→	die Befragung

inruilen	→	umtauschen, eintauschen
hoge hakken	→	Stöckelschuhe
de netkousen	→	die Netzstrümpfe
de reuzenlolly	→	der riesige Lutscher
Sinterklaas, goedheilig man	→	gütiger, heiliger Sankt Nikolaus
bijstaan	→	beistehen, zur Seite stehen, unterstützen, helfen
strooien	→	streuen
het snoepgoed	→	die Süßigkeiten
amper	→	kaum
publiekelijk	→	öffentlich, in aller Öffentlichkeit
de ophef	→	das Aufheben, das Trara, Brimborium
iets voor zijn	→	etwas zuvorkommen
onderweg	→	unterwegs
uitdagend	→	herausfordernd
lijken	→	scheinen
het onderwerp	→	das Thema
de schoen zetten	→	am Nikolausabend die Schuhe an den Kamin stellen
fel	→	scharf, heftig
teleurstellen	→	enttäuschen