Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Wat is er aan de hand in Suriname?

aan de hand zijn	→	los sein
actievoeren	→	protestieren
de vriendjespolitiek	→	die Vetternwirtschaft
de Decembermoorden	→	am 8. Dezember 1982 wurden 15 Gegner der Militärregierung in Surinam umgebracht
met potten en pannen	→	mit Kochgeschirr
de rek is eruit	→	die Grenzen sind erreicht
bezuinigen	→	sparen
de verlichting	→	die Erleichterung
bloederig	→	blutig
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
iets terugdraaien	→	etwas rückgängig machen
verlagen	→	senken
op de werkvloer	→	am Arbeitsplatz, unter dem Personal
de vakbond	→	die Gewerkschaft
er een potje van maken	→	schlampen, schludern
wegkomen	→	davonkommen
het voortouw nemen	→	die Initiative ergreifen, die Zügel in die Hand nehmen
iemand afschrijven	→	jemanden abschreiben
een luisterend oor	→	Gehör

de opwinding	→	die Aufregung
de aanleiding	→	der Anlass
ooit	→	aller Zeiten
de strijd aanbinden	→	den Kampf aufnehmen
de slag	→	die Schlacht
iets onder handen nemen	→	etwas bearbeiten, verändern
afplakken	→	zukleben, verkleben
een nieuw likje verf	→	einen neuen Anstrich
tijdelijk	→	vorübergehend
lukken	→	gelingen, klappen
uit de school klappen	→	aus dem Nähkästchen plaudern
de reuring	→	der Trubel, die Aufregung
aan iemands neus voorbijgaan	→	jemandem durch die Lappen gehen
de figurant	→	der Statist
het pasje	→	der Pass
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de kwajongen	→	der Bengel
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
iets flikken	→	etwas anstellen, anrichten
met horten en stoten	→	ruckweise, stoßweise, holperig

iemand belagen	→	jemanden bedrängen / bedrohen
duwen	→	stoßen
laf	→	feige
de worsteling	→	das Ringen
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
de gelovige	→	der Gläubige
het kerkgenootschap	→	die Glaubensgemeinschaft
in navolging (van)	→	nach dem Vorbild (von)
iemand te grazen nemen	→	jemanden hereinlegen
het parkeervak	→	der Parkplatz, Stellplatz

de postduif	→	die Brieftaube
de investeerder	→	der Investor
het doelwit	→	die Zielscheibe
met iets aan de haal gaan	→	sich mit etwas aus dem Staub machen, sich aneignen
de veiling	→	die Auktion, Versteigerung
het baasje	→	das Herrchen
de gekte	→	der Wahnsinn
oplopen	→	ansteigen, zunehmen
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
misgaan	→	schiefgehen, danebengehen

de Inktspotprijs	→	niederländischer Cartoonpreis
het grenshek	→	der Grenzzaun
de klimpartij	→	die Kletterei, Kletterpartie
de inktpot	→	das Tintenfass
iets op scherp zetten	→	etwas zuspitzen, verschärfen
misselijkmakend	→	widerlich, ekelhaft
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz

oud en nieuw	→	Silvester
in aantocht zijn	→	im Anzug / Anmarsch sein, nahen
de brievenbus	→	der Briefkasten
eraan moeten geloven	→	dran glauben müssen
ontploffen	→	explodieren
de voordeur	→	die Haustür
de ruit	→	die Glasscheibe
eruit geblazen	→	rausgesprengt
het afdak	→	das Vordach
iets vernielen	→	etwas zerstören
het rolluik	→	der Rollladen
schudden	→	wackeln
gooien	→	werfen
erachter zitten	→	dahinter stecken
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
blijken	→	sich herausstellen
de voorruit	→	die Windschutzscheibe
het doelwit	→	das Ziel, die Zielscheibe