Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Huisartsen praten met ouders in de Biblebelt over de gevaren van kinkhoest: ‘God bepaalt of mijn kind ziek wordt’

de kinkhoest	→	der Keuchhusten
terug van weggeweest	→	wieder da
christelijk	→	evangelisch, protestantisch	(in NL)
gereformeerd	→	(niederländisch) evangelisch-reformiert, calvinistisch
de besmetting	→	die Ansteckung, Infektion
oplopen	→	zunehmen
het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)	→	Nationales Institut für Gesundheit und Umwelt
de hoestbui	→	der Hustenanfall
op een kluitje zitten, staan	→	aufeinandergedrängt sitzen, stehen
inenten	→	impfen
de dktp-prik (difterie, kinkhoest, tetanus, polio)	→	die Impfung gegen Diphtherie, Keuchhusten, Wundstarrkrampf und Kinderlähmung
de voorzienigheid	→	die Vorsehung
voor God spelen	→	Gott spielen
het gewetensbezwaar	→	der Gewissensskrupel
voorkómen	→	vorbeugen, verhindern
geoorloofd	→	erlaubt
welgeteld	→	genau
snotteren	→	rotzen
de piek	→	der Höhepunkt
de bof	→	der Mumps, der Ziegenpeter

op hol slaan	→	verrückt spielen
schrijnend	→	bitter, himmelschreiend
hartverscheurend	→	herzzerreißend
betogen	→	argumentieren
het relletje	→	der Tumult, die Aufregung
afwijzen	→	ablehnen
de gebarentolk	→	der Gebärdendolmetscher, die Gebärdendolmetschererin
het komt me de strot uit	→	es hängt mir zum Hals(e) heraus
de kop	→	die Schlagzeile
voorspellen	→	vorhersagen
kuchen	→	hüsteln, sich räuspern
de elleboogholte	→	die Armbeuge
de fuik	→	die Reuse
een hele zwik	→	eine ganze Menge
snotteren	→	rotzen
de zeesluis	→	die Seeschleuse
aanslepen	→	herbeischleppen
opgang maken	→	Beifall / Anklang finden
er doorheen zitten	→	am Ende sein
de kraamvisitie	→	der Besuch am Wochenbett
de hoogwerker	→	der Hubsteiger
iets in de ban doen	→	etwas mit einem Bann belegen, etwas verbieten
de doem	→	der Fluch, die Verdammung
boven het maaiveld uitsteken	→	auffallen