Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Nederlandse ondernemer vanuit belegerd Kiev: ‘Ik vrees dat het niet bij Oekraïne ophoudt’

belegeren	→	belagern
eisen	→	fordern
haastig	→	eilig
daadwerkelijk	→	tatsächlich
de schuilkelder	→	der Luftschutzkeller, Luftschutzraum
de vuurbal	→	der Feuerball
de bijzaak	→	die Nebensache
sneuvelen	→	fallen
de file	→	der Stau
het steunpunt	→	der Stützpunkt
de zegsman	→	der Sprecher

de kerstinkopen	→	die Weihnachtseinkäufe
na vijven	→	nach 17:00 Uhr
uithuizig	→	außer Haus
stikken van iets	→	wimmeln von etwas
uitpuilen	→	überquellen
de gêne	→	die Verlegenheit
de uitbater	→	der Betreiber
vrijwel	→	nahezu
lachwekkend	→	zum Lachen, komisch
zich klem rijden	→	sich festfahren
de file	→	der Stau
men kon er wel over de hoofden lopen	→	die Menschen standen da Kopf an Kopf
miegelen	→	wimmeln
de bijkomstigheid	→	der Nebenumstand
afzakken naar iets	→	anreisen	(in B)
slenteren	→	schlendern
aardig	→	nett
iemand afsnauwen	→	jemanden anschnauzen
de goesting	→	der Appetit, die Lust	(in B)
de horeca (hotel-restaurant-café)	→	das Gaststättengewerbe
iemand aanschieten	→	jemanden ansprechen

straks	→	demnächst
de snelweg	→	die Schnellstraße
het fietspad	→	der Fahrradweg, Radweg
de file	→	der Stau
klaar	→	fertig
op stapel staan	→	im Bau sein, in der Planung sein
aanleggen	→	bauen
ontbreken	→	fehlen
afzonderlijk	→	getrennt, separat
het kruispunt	→	die Kreuzung
gemiddeld	→	durchschnittlich
haalbaar	→	machbar, durchführbar, realisierbar

voorlangs	→	vor … entlang
leiden tot	→	führen zu
de scheldpartij	→	die Schimpferei, Schimpfkanonade
het tijdstip	→	der Zeitpunkt
losbarsten	→	ausbrechen, losbrechen
oversteken	→	überqueren
de verkeersdrukte	→	die Verkehrsdichte
toeteren	→	hupen
bellen	→	klingeln
door rood rijden	→	eine rote Ampel überfahren
niks uitmaken	→	egal sein
naar rato	→	verhältnismäßig, im Verhältnis
het zebrapad	→	der Zebrastreifen
voorrang hebben	→	Vorfahrt haben
gelukt!	→	hat geklappt!
het oogcontact	→	der Blickkontakt
de spits	→	die Hauptverkehrszeit, Stoßzeit
het verkeerslicht	→	die Ampel
de file	→	der Stau
de opstopping	→	der Verkehrsstau

het stoepkrijt	→	die Straßenkreide
de snelweg	→	die Autobahn
het knooppunt	→	der Verkehrsknotenpunkt, das Autobahnkreuz
zijn kans schoon zien	→	seine Chance nutzen
op blote voeten	→	barfuß
meemaken	→	erleben
behalve	→	außer
zich verbijten	→	sich zusammennehmen, sich zurückhalten
de file	→	der Stau
rolschaatsen	→	Rollschuh laufen

het fietspad	→	der Fahrradweg, Radweg
de scooter	→	der (Motor)Roller
de bakfiets	→	das Lastenfahrrad, Transportfahrrad
het is druk	→	es ist voll, es ist viel Verkehr
de ruimte	→	der Platz, Raum
het knelpunt	→	das Problem, der Problembereich
de file	→	der Stau
voorkomen	→	vorbeugen, verhindern
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen