Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

“Lekker met de tram”: hoe Amsterdam Judenrein werd (video)

lekker	→	toll
het lichtpunt	→	der Lichtblick
het rijwiel	→	das Fahrrad
het tramstel	→	der Straßenbahnzug
vergezeld	→	begleitet
bruisen	→	pulsieren
keurig	→	ordentlich
de verrekijker	→	das Fernglas
schrijnend	→	himmelschreiend
aanhalen	→	zitieren
de buurtgenoten	→	die Menschen aus der Nachbarschaft
de kosten op iemand verhalen	→	die Kosten bei jemandem geltend machen
raken	→	berühren, treffen
de bevlogenheid	→	die Begeisterung
de gids	→	der Reiseführer
onthutsend	→	bestürzend
nadien	→	danach
weleer	→	einst

de envelop	→	der Umschlag
de unief	→	die Uni	(in B)
op stelten zetten	→	auf den Kopf stellen
vergezeld	→	begleitet
niettegenstaande	→	obwohl	(in B)
het zekere voor het onzekere nemen	→	auf Nummer Sicher gehen
onderscheppen	→	abfangen
het labo	→	das Laboratorium	(in B)

KU Leuven	→	Katholische Universität Löwen
dergelijk	→	derartig, solch
het depot	→	das Depot, Magazin
het betoog	→	die Argumentation
in lijn met	→	entsprechend
geschiedkundig	→	historisch
vergezeld	→	begleitet
gezien het verleden	→	angesichts der Vergangenheit
ijveren voor iets	→	sich für etwas einsetzen
opflakkeren	→	aufflackern

ombuigen	→	verdrehen
lastigvallen	→	belästigen
dierbaar	→	lieb, teuer
aangifte doen	→	Anzeige erstatten
losbreken	→	ausbrechen
het gelul	→	das Geschwätz, das Gelaber
vergezeld	→	begleitet
van achteren	→	von hinten
het relaas	→	der Bericht
iets in twijfel trekken	→	etwas anzweifeln, etwas bezweifeln
in goede aarde vallen	→	auf fruchtbaren Boden fallen, auf Beifall stoßen
iemand schofferen	→	jemanden beleidigen
de leider	→	der Führer
het vervoersbewijs	→	die Fahrkarte
in burger	→	in Zivil
behendig	→	geschickt
de zwartrijder	→	der Schwarzfahrer
vlak voor	→	kurz vor
zich bemoeien (met)	→	eingreifen
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen

bevestigen	→	bestätigen
in beroep gaan	→	Berufung einlegen
de legerleider	→	der Kommandant, Befehlshaber
vergezeld	→	begleitet
tegenvallen	→	hinter den Erwartungen zurückbleiben
de opkomst	→	die Beteiligung
afzetten	→	absperren, abriegeln
voorkomen	→	verhindern
de agent	→	der Polizist
de achterban	→	die Basis, die Anhängerschaft
erkennen	→	anerkennen