Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Universiteiten willen fors minder Engelstalige opleidingen

beperken	→	einschränken
de leidraad	→	der Leitfaden
de taalvaardigheid	→	die Sprachfertigkeit, Sprachkenntnisse
oververhit	→	überhitzt
het college van bestuur	→	die Universitätsleitung
de bestuurskunde	→	die Verwaltungswissenschaft
de kamernood	→	der Zimmermangel
het wetsvoorstel	→	der Gesetzentwurf
onderbouwen	→	untermauern
de rector magnificus	→	der Universitätspräsident	(in NL)

het vonnis	→	das Urteil
medeplegen	→	mitbegehen, mitverüben
in tranen uitbarsten	→	in Tränen ausbrechen
opgelucht	→	erleichtert
de legerleider	→	der Kommandant, Befehlshaber
de rechtszaak	→	der Prozess, die Gerichtsverhandlung
verscheurd	→	zerrissen, gespalten
iemand wantrouwen	→	jemandem misstrauen
gelasten	→	befehlen, auftragen, anordnen
hoger beroep aantekenen	→	Berufung einlegen
beslechten	→	schlichten, bereinigen
opperen	→	vorschlagen
iemand neerschieten	→	jemanden erschießen
verzinnen	→	erfinden, sich ausdenken
onderbouwen	→	untermauern
beslissingen nemen	→	Entscheidungen treffen
koelbloedig	→	kaltblütig
de schouwing	→	die Inspektion, die Leichenschau
met voorbedachte rade	→	vorsätzlich
berouw tonen	→	Reue zeigen
niet van toepassing (n.v.t.)	→	nicht zutreffend
summier	→	summarisch, kurz gefasst
niets aan de hand	→	alles in Ordnung, kein Problem
jaloers	→	neidisch, eifersüchtig
een gooi naar iets doen	→	etwas wagen, sein Glück versuchen
de waardering	→	die Wertschätzung, Anerkennung
uitdagend	→	herausfordernd
de zaakgelastigde	→	der, die Beauftragte
iets overeind houden	→	etwas aufrechterhalten

een fluitje van een cent	→	ein Kinderspiel
kinderlijk	→	kindlich, kindhaft
van iets last hebben	→	unter etwas leiden
het tentamen	→	die Prüfung
de studievertraging	→	die Studienverzögerung
de gz (gezondheidszorg)	→	die Gesundheitsfürsorge
aantonen	→	beweisen
de lettergreep	→	die Silbe
kletsen	→	schwatzen, quatschen, plaudern
de faalangst	→	die Angst zu versagen
de beperking	→	die Einschränkung, Beeinträchtigung
daadwerkelijk	→	tatsächlich
onderbouwen	→	untermauern
vrijgevestigd	→	(frei) niedergelassen

veelbesproken	→	viel besprochen, viel diskutiert
de praalwagen	→	der Prunkwagen
het vertrek	→	der Abgang, der Rücktritt
onfatsoenlijk	→	unhöflich, unverschämt, unanständig
ingaan tegen iets	→	einer Sache entgegentreten
onderbouwen	→	untermauern
bezoedelen	→	besudeln, beschmutzen
walgen van iets	→	sich ekeln vor etwas
het overleg	→	die Beratung, Rücksprache
de pijpenkrul	→	die Ringellocke
in de bus vallen	→	im Briefkasten vorfinden
schrappen	→	streichen
een klacht indienen	→	eine Klage einreichen

de rechtbank	→	das Gericht
afdoende	→	wirksam, schlagend
onderbouwen	→	untermauern
afwijzen	→	zurückweisen
de verhuurder	→	der Vermieter
de stallingsruimte	→	der Abstellplatz
opzeggen	→	kündigen
zich vestigen	→	sich niederlassen
de wijk	→	das Viertel, der Stadtteil
de overlast	→	die Belästigung, die Probleme
verzet aantekenen tegen iets	→	Einspruch gegen etwas erheben
elders	→	anderswo, woanders
in het ongelijk stellen	→	ins Unrecht setzen
toestaan	→	erlauben

achter het net vissen	→	in die Röhre gucken, das Nachsehen haben
de erfgenaam	→	der Erbe
de bruikleen	→	die Leihgabe
de bewering	→	die Behauptung
de veronderstelling	→	die Annahme, die Vermutung
onderbouwen	→	untermauern
het onderpand	→	das Pfand
vervallen	→	entfallen
het bestuur	→	der Vorstand