Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Hansken – De beroemdste olifant van de 17e eeuw

de stadhouder	→	der Statthalter
overzees	→	Übersee-, überseeisch
de kooi	→	der Käfig
het luipaard	→	der Leopard
het hert	→	der Hirsch
de kasuaris	→	der Kasuar
het goede doel	→	der gute Zweck
een stad aandoen	→	eine Stadt besuchen
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
de huidplooi	→	die Hautfalte
de slurf	→	der Rüssel
iets zat zijn	→	etwas satt haben, von etwas die Nase voll haben
iets van de hand doen	→	etwas verkaufen
de ritmeester	→	der Hauptmann der Kavallerie
het Staatse leger	→	die Armee der Generalstaaten
gewiekst	→	gewieft, schlau
huppelen	→	hüpfen
de hoerenloper	→	jemand, der oft zu Prostituierten geht
het tegeltje	→	die Kachel
ogen	→	aussehen
zeulen	→	sich schleppen
voorgeschoteld krijgen	→	vorgesetzt bekommen
het geraamte	→	das Skelett, Gerippe

het NK (Nederlands Kampioenschap)	→	die niederländische Meisterschaft
dat is de bedoeling	→	das ist der Sinn der Sache
de tegenwind	→	der Gegenwind
de wind mee hebben	→	Rückenwind haben
voor de lol	→	zum Spaß
zin hebben in iets	→	auf etwas Lust haben
de uitdaging	→	die Herausforderung
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
de versnelling	→	die Gangschaltung

verdwalen	→	sich verirren, sich verlaufen
het eerbetoon	→	die Ehrung
de zorgsector	→	das Gesundheitswesen
het kakje	→	das Kothäufchen
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
het spook	→	das Gespenst

grimmig	→	wütend, grimmig
het waterkanon	→	der Wasserwerfer
vreedzaam	→	friedlich
de betoging	→	die Demonstration
uit de hand lopen	→	außer Kontrolle geraten / aus dem Ruder laufen
de relschopper	→	der Randalierer, Krawallmacher
de stoet	→	der Zug, Umzug
bekogelen	→	bewerfen
het kan niet	→	das geht nicht
de aanhouding	→	die Festnahme
besmeuren	→	beschmutzen
iets beu zijn	→	etwas satthaben, leid sein
bomvol	→	gerappelt voll
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
iets aankaarten	→	etwas aufs Tapet bringen
de vroedkunde	→	die Geburtshilfe
diepgeworteld	→	tief eingewurzelt, tief eingefleischt
de toelating	→	die Genehmigung	(in B)

bellenblazen	→	Seifenblasen machen
het sop	→	die Lauge, das Seifenwasser
de modder	→	der Schlamm
de welzijnsorganisatie	→	die gemeinnützige Organisation
de buurtbewoners	→	die Bewohner aus der Nachbarschaft
uitpikken	→	herausgreifen, herauspicken
aanhaken	→	mitmachen, sich anschließen
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
verzetten	→	verschieben, aufschieben
beschut	→	beschützt, geschützt
weer of geen weer	→	ganz gleich, welches Wetter
het redden	→	es schaffen
de behanglijm	→	der Tapetenkleister
plakken	→	kleben

verbolgen	→	aufgebracht, verärgert, zornig
de contreien (pluralis)	→	die Gegend
de huifkar	→	der Planwagen
dokkeren	→	donnern	(in B)
de / het kruim	→	das Feinste, das Beste	(in B)
ergens om verlegen zijn / zitten	→	um etwas verlegen sein, etwas brauchen
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
onwijs hoog	→	irrsinnig / wahnsinnig hoog
weten hoe de vork in de steel zit	→	wissen, welche Bewandtnis es mit etwas hat / wissen, woher der Wind weht
uitvlooien	→	ausknobeln
iets onder de loep leggen / nemen	→	etwas unter die Lupe nehmen
Rijsel	→	Lille
dat is tot daar aan toe	→	das geht ja noch
de treurnis	→	die Trübsal
het drieluik	→	das Triptychon
iets tegen het licht houden	→	etwas durchleuchten
erachter komen	→	etwas herausbekommen
zinnens zijn	→	gesonnen/gewillt sein	(in B)