Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

P.C. Hooft-prijs voor Arnon Grunberg, al decennialang de beste van zijn generatie

decennialang	→	jahrzehntelang
ongeëvenaard	→	unübertroffen, beispiellos, unvergleichlich
in spe	→	künftig, zukünftig
aanlokkelijk	→	verlockend
de grootspraak	→	die Angeberei, Übertreibung
ongemoeid laten	→	unbehelligt lassen
duizelingwekkend	→	Schwindel erregend
peilen	→	untersuchen
zich uitlaten	→	sich äußern
vilein	→	gemein, niederträchtig
de betutteling	→	die Bevormundung
de alomtegenwoordigheid	→	die Allgegenwärtigkeit
het glazen plafond	→	die gläserne Decke
het daverend succes	→	der Riesenerfolg
recht doen aan iets	→	einer Sache gerecht werden
zich bij iets neerleggen	→	sich mit etwas abfinden
onthecht	→	vom Irdischen losgelöst
naarstig	→	eifrig, fleißig, emsig
de woelingen	→	die Unruhen
andermans	→	anderer Leute

het Europees Hof	→	der Europäische Gerichtshof
iemand op de vingers tikken	→	jemanden rügen
de detentie	→	die Haft, der Freiheitsentzug
het huis van bewaring	→	die Haftanstalt, das Untersuchungsgefängnis
propvol	→	proppenvoll
met de handen in het haar zitten	→	weder ein noch aus wissen, völlig ratlos sein
niet zomaar	→	nicht einfach so
onverantwoord	→	unverantwortlich, verantwortungslos
naarstig	→	eifrig, fleißig, emsig
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
de toezichthouder	→	der Aufseher, Aufsichtsführende
de Raad van Europa	→	der Europarat
te allen tijde	→	jederzeit, immer
de waarborg	→	die Gewähr, die Bürgschaft
onontkoombaar	→	unumgänglich
in de fout gaan	→	einen Verstoß begehen

naarstig	→	eifrig, fleißig, emsig
durven	→	wagen, sich trauen
zich blootstellen aan iets	→	sich etwas aussetzen
de uitlaatklep	→	das Ventil
de VUB (Vrije Universiteit Brussel)	→	die niederländischsprachige Universität in Brüssel
het doel	→	das Ziel
zich beperken tot iets	→	sich auf etwas beschränken
allerminst	→	keineswegs
vertegenwoordigen	→	vertreten
geschift	→	verrückt, bekloppt
terechtkomen	→	landen
stoppen	→	stecken
trillen	→	beben, zittern
mogen	→	dürfen
tegenspreken	→	widersprechen
van zodra	→	sobald	(in B)
misgaan	→	schiefgehen, danebengehen