Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Bernhard had lidmaatschapskaart NSDAP in eigen archief

de achterblijvers	→	die Zurückgebliebenen, die Nachzügler
diens	→	dessen
ontkennen	→	bestreiten, abstreiten
de opzegging	→	die Kündigung
de Binnenlandse Strijdkrachten	→	± die inländischen Streitkräfte in den Niederlanden (https://de.wikipedia.org/wiki/Binnenlandse_Strijdkrachten)

onmiskenbaar	→	unverkennbar
diens	→	dessen
pesten	→	schikanieren
de vestiging	→	die Niederlassung
de vernieling	→	die Verwüstung
de NSB‘er	→	das Mitglied der niederländischen nationalsozialistischen Partei
de gevel	→	die Fassade
de wanordelijkheid	→	die öffentliche Ruhestörung, der Krawall
zich teweerstellen	→	sich zur Wehr setzen
uitgevallen zijn	→	geartet sein
Duitsgezind	→	deutschfreundlich
de knokploeg	→	das Rollkommando (des niederländischen Widerstands)
de oudoom	→	der Großonkel
de flitspuit	→	die Flitspritze
de vergelding	→	die Vergeltung
hoog tijd	→	höchste Zeit
het opstootje	→	der Krawall
bezwijken	→	erliegen
iets de kop indrukken	→	etwas zum Schweigen bringen, etwas unterdrücken
de uitroeiing	→	die Ausrottung
iets over het hoofd zien	→	etwas übersehen
de onverschilligheid	→	die Gleichgültigkeit
de voortrekker	→	der Wegbereiter
opperen	→	vorbringen
de spoorwegen	→	die Bahn

in het bijzijn van	→	im Beisein, in Gegenwart von
knokken	→	kämpfen
de nabestaanden	→	die Hinterbliebenen
onnoemelijk	→	unsagbar, unbeschreiblich
ontroostbaar	→	untröstlich
de beslissing	→	die Entscheidung
de aanhouding	→	die Festnahme
onder vuur nemen	→	unter Beschuss nehmen
de deskundige	→	der Experte, Sachverständige
de schutter	→	der Schütze
diens	→	dessen
ontmaskeren	→	enttarnen

van dubieus allooi	→	von fragwürdigem Niveau
statig	→	würdig, würdevoll
de aftrap	→	der Startschuss, Auftakt
de verwevenheid	→	die Verwobenheit, Verflechtung
de bewindvoerder	→	± der Verwaltungsleiter bei VOC und WIC (mit Machtbefugnissen)
de telg	→	der Spross
de bal toespelen	→	den Ball zuspielen/zuwerfen
de koelie	→	der Kuli
van overheidswege	→	behördlicherseits
de pleitbezorger	→	der Fürsprecher, Verfechter
mensonterend	→	menschenunwürdig, die Menschenwürde verletzend
diens	→	dessen
fraai	→	schön
aftikken	→	hier: einheimsen
de wederdienst	→	die Gegenleistung
gul	→	großzügig
de beoefening	→	die Ausübung
meedogenloos	→	erbarmungslos, rücksichtslos, schonungslos
het kletsverhaal	→	die Klatschgeschichte, der Humbug
rondstrooien	→	ausstreuen

diens	→	dessen
de bruikleen	→	die Leihgabe
de badjas	→	der Bademantel
maar liefst	→	wohlgemerkt
geoorloofd	→	erlaubt
het voetstuk	→	der Sockel
doorgaans	→	in der Regel
het bolwerk	→	die Hochburg, der Hort, das Bollwerk
de graanboer	→	der Getreidebauer
het hoofd boven water houden	→	sich über Wasser halten
het zwangerschapsverlof	→	der Schwangerschaftsurlaub, Mutterschaftsurlaub
de ophef	→	die Aufregung
de sikkel	→	die Sichel
ergens gek van opkijken	→	Augen machen
kanttekeningen bij iets plaatsen	→	Bemerkungen zu einer Sache machen

de kringloop(winkel)	→	das Gebrauchtwarengeschäft
diens	→	dessen
andersom	→	umgekehrt, andersherum
de hartstocht	→	die Leidenschaft
de zolder	→	der Dachboden
ruim voor	→	lange vor
de rommelwinkel	→	der Trödlerladen
de adhesiebetuiging	→	die Beifallsbezeigung
opsturen	→	zuschicken
achteruit	→	rückwärts