Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Leer Friezen eerst eens lezen en schrijven

kwellen	→	quälen
maatschappelijk	→	gesellschaftlich
juist	→	gerade
laaggeletterd	→	mit schlechter Les- und Schreibleistung
het gemiddelde	→	der Durchschnitt
de 65-plusser	→	die Person über 65
verbijsterend	→	bestürzend, erschütternd
met zich meebrengen	→	mit sich bringen
kwetteren	→	plappern, schnattern
opgeleid	→	ausgebildet
het belang	→	die Bedeutung
vereisen	→	erfordern
geletterd	→	studiert, gebildet
redelijk	→	angemessen, ziemlich gut
afleiden	→	ablenken
wellicht	→	vielleicht	(in NL)
het verkiezingsprogramma	→	das Wahlprogramm
zou moeten	→	sollte
bovenaan	→	ganz oben
de op twee na hoogste	→	die zweithöchste
mouwen oprollen	→	Ärmel hochkrempeln
aan de slag	→	an die Arbeit

ontslagen	→	entlassen
de aardbei	→	die Erdbeere
weldra	→	bald
aan de slag	→	an die Arbeit
geschikt	→	geeignet, passend
de hoofddocent	→	der Universitätsdozent
de VUB (Vrije Universiteit Brussel)	→	die niederländischsprachige Universität in Brüssel
snoeihard	→	sehr hart
het scholenbeleid	→	die Schulpolitik
toenmalig	→	damalig
iemand aan de deur zetten	→	jemanden entlassen	(in B)
blijkbaar	→	offensichtlich
bruusk	→	brüsk
wettelijk	→	gesetzlich
VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding)	→	Büro für Arbeitsvermittlung und Berufsausbildung, Arbeitsamt	(in B)
OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn; gemeentelijke instelling voor hulpverlening aan minvermogenden)	→	Amt für Soziales; die für die Durchführung und Bereitstellung sozialer Integrations- und Unterstützungsmaßnahmen verantwortliche Stelle	(in B)

de griffie	→	die Staatskanzlei
de correctionele rechtbank	→	das Strafgericht	(in B)
de paasvakantie	→	die Osterferien
de rechtbank van eerste aanleg	→	± das Amtsgericht, ± das Gericht erster Instanz	(in B)
de splitsing	→	die Trennung
verlicht	→	beleuchtet
verluchten	→	lüften, belüften	(in B)
het lokaal	→	der Raum
opslaan	→	lagern, aufbewahren
loodzwaar	→	bleischwer
gammel	→	klapprig, wackelig
het rek	→	das Regal, Gestell
het begeven	→	kaputt gehen, nicht standhalten
het verlof	→	der (genehmigte) Urlaub
aan de slag	→	an die Arbeit
wraakroepend	→	himmelschreiend	(in B)
de Regie der Gebouwen	→	die Staatliche Gebäudeverwaltung	(in B)