Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Halsema wil erotisch centrum Amsterdam bij Europaboulevard

het college van B en W (het college van burgemeester en wethouders)	→	± Bürgermeister und Beigeordnete
de Wallen	→	das Rotlichtviertel in Amsterdam (bekannt für Fensterprostitution)
verkassen	→	umziehen
de overlast	→	die Belästigung, die Probleme
de NDSM (Nederlandse Dok- en Scheepsbouwmaatschappij)	→	https://de.wikipedia.org/wiki/Nederlandsche_Dok_en_Scheepsbouw_Maatschappij
de rosse buurt	→	das Rotlichtviertel, der Strich
voldoen aan iets	→	etwas entsprechen, erfüllen

de overlast	→	die Belästigung, die Probleme
blowen	→	kiffen
aan iets afbreuk doen	→	einer Sache schaden
de wethouder	→	der / die Beigeordnete	(in NL)
de horde	→	die Horde, die Meute
zuipen	→	saufen
onleefbaar	→	± unerträglich
de vrijgezel	→	der Junggeselle
iets beteugelen	→	etwas unter Kontrolle bringen, etwas zügeln
de horeca (hotel-restaurant-café)	→	das Hotel- und Gaststättengewerbe
iets een halt toeroepen	→	etwas Einhalt gebieten
de Wallen	→	das Rotlichtviertel in Amsterdam (bekannt für Fensterprostitution)
worstelen	→	ringen
boeien	→	fesseln
onbeperkt	→	unbegrenzt
het vermaak	→	das Vergnügen, Amüsement
baat hebben bij iets	→	Nutzen von etwas haben
de handtekening	→	die Unterschrift
zich achter een plan scharen	→	sich hinter einen Plan stellen
ten grave dragen	→	zu Grabe tragen
opperen	→	vorschlagen
van de baan zijn	→	vom Tisch sein

de verslaggever	→	der / die Berichterstatter(in)
pal naast	→	direkt neben
een broodje halfom	→	± ein Brötchen mit Pökelfleisch und Leber
de ossenworst	→	die Ochsenwurst
vandaar	→	daher, deswegen, deshalb
van de oude stempel	→	aus der guten alten Zeit
de mop	→	der Witz
het pekelvlees	→	das Pökelfleisch
rap	→	rasch
de gabber	→	der Kerl, Kumpel	(in NL)
de overkant	→	die gegenüberliegende Seite
roddelen	→	klatschen, tratschen
de binnenvetter	→	der verschlossene Mensch
keihard	→	überlaut, lautstark
de Wallen	→	das Rotlichtviertel in Amsterdam (bekannt für Fensterprostitution)
koddig	→	drollig
uitleggen	→	erklären
doorzakken	→	durchzechen
tijgen	→	sich begeben
de bedevaart	→	die Pilgerfahrt, Wallfahrt
de sjoel	→	die Synagoge
raadplegen	→	konsultieren
de toonbank	→	der Ladentisch, die (Laden)Theke
iets kwijt willen	→	etwas sagen / loswerden wollen
een tipje van de sluier oplichten	→	einen Zipfel des Schleiers lüften
zich uitlaten	→	sich äußern
penoze	→	die Unterwelt	(in NL)
het pak	→	der Anzug
over de vloer komen	→	zu Besuch kommen
de deur bij iemand platlopen	→	jemandem die Bude einrennen

de Wallen	→	das Rotlichtviertel in Amsterdam (bekannt für Fensterprostitution)
de aanloop	→	der Besuch
aandoen	→	besuchen
de buurt	→	die Nachbarschaft, Gegend
de drukte	→	der Betrieb
de klant	→	der Kunde
roemrucht	→	weltberühmt, weltbekannt, legendär
de hoerenbuurt	→	das Rotlichtviertel
van oudsher	→	von alters her, von jeher
het houden bij	→	belassen
de klandizie	→	die Kundschaft
slecht draaien	→	schlecht wirtschaften
met moeite	→	mit Mühe
de huur	→	die Miete
het raam	→	das Fenster

lijken	→	aussehen wie
de Wallen	→	das Rotlichtviertel in Amsterdam (bekannt für Fensterprostitution)
kersvers	→	nagelneu
aanmeren	→	anlegen
ronken	→	röhren
plakkerig	→	klebrig
de verlichting	→	die Beleuchtung
opendoen	→	öffnen
het riedeltje	→	die tagtägliche Leier
uit het hoofd	→	auswendig
het ontbijt	→	das Frühstück
beslissen	→	entscheiden
uitkiezen	→	auswählen
beschikken	→	verfügen
de klacht	→	die Beschwerde
qua milieu	→	umweltmäßig
sprake zijn van iets	→	die Rede sein von etwas
de buitenkant	→	die Außenseite
de overlast	→	die Belästigung, die Probleme
verzoeken	→	bitten

het vertoon	→	die Zurschaustellung
opbloeien	→	aufblühen, erblühen
het meisje van plezier	→	das Freudenmädchen
uiteenlopend	→	unterschiedlich, sehr verschieden
open en bloot	→	unverhüllt, hüllenlos
de Wallen	→	das Rotlichtviertel in Amsterdam (bekannt für Fensterprostitution)
groezelig	→	schmuddelig
aan/tot zijn gerief komen	→	befriedigt werden
gehaaid	→	gewieft, schlau
pezen	→	ficken, bumsen
wuft	→	flatterhaft, leichtfertig, frivol
tippelen	→	auf den Strich gehen
schamel	→	dürftig, schäbig
weelderig	→	üppig, aufwendig, luxuriös
ingetogen	→	maßvoll, enthaltsam