Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Minder Belgische roofkunst in Frankrijk dan gedacht

verbolgen	→	aufgebracht, verärgert, zornig
de contreien (pluralis)	→	die Gegend
de huifkar	→	der Planwagen
dokkeren	→	donnern	(in B)
de / het kruim	→	das Feinste, das Beste	(in B)
ergens om verlegen zijn / zitten	→	um etwas verlegen sein, etwas brauchen
van de partij zijn	→	mit von der Partie sein
onwijs hoog	→	irrsinnig / wahnsinnig hoog
weten hoe de vork in de steel zit	→	wissen, welche Bewandtnis es mit etwas hat / wissen, woher der Wind weht
uitvlooien	→	ausknobeln
iets onder de loep leggen / nemen	→	etwas unter die Lupe nehmen
Rijsel	→	Lille
dat is tot daar aan toe	→	das geht ja noch
de treurnis	→	die Trübsal
het drieluik	→	das Triptychon
iets tegen het licht houden	→	etwas durchleuchten
erachter komen	→	etwas herausbekommen
zinnens zijn	→	gesonnen/gewillt sein	(in B)

gniffelen	→	schmunzeln
de tongval	→	der Akzent
het drieluik	→	das Triptychon
last hebben van iets	→	an / unter etwas leiden, Ärger / Probleme mit etwas haben, sich stören an etwas
napraten	→	imitieren
belachelijk	→	lächerlich
kwijtraken	→	loswerden, verlieren
op iets neerkijken	→	auf etwas herabsehen
de Randstad	→	das Ballungsgebiet im Nordwesten der Niederlande
de klomp	→	der Holzschuh
het ver schoppen	→	es weit bringen
doorgaans	→	in der Regel, (für) gewöhnlich
raar	→	merkwürdig
beschouwen	→	betrachten
de opvoeding	→	die Erziehung
de pesterij	→	die Triezerei, Schikane