Nederlandse Taalkunde Driemaandelijks tijdschrift nummer 3, 1999 |
Cursus syntaxis met computerondersteuning
Hans Bennis & Tamar Israël
1 Uitgangspunten
Op dit moment bestaat er op de markt geen Nederlandstalige inleiding die een breed en recent overzicht biedt van de syntaxis van het Nederlands. Bovendien is het zo dat de bestaande inleidingen op een aantal punten tekort schieten voor gebruik in het propedeutische onderwijs. Sommigen zijn te moeilijk (Bennis & Hoekstra 1989), anderen te weinig coherent (Jan Model 1991) of te idiosyncratisch (Bennis & Hoekstra, Van Zonneveld 1994), en weer andere inleidende boeken besteden slechts geringe aandacht aan de syntaxis (Kerstens et al. 1997). Er bestaat dus ruimte voor een nieuwe inleiding. Om deze lacune te vullen, zijn wij in 1997 begonnen met de opzet van een inleiding in de moderne syntaxis van het Nederlands: de Zin. Wij zijn daarbij uitgegaan van een aantal algemene voorwaarden waar een dergelijke nieuwe methode aan zou moeten voldoen.
Inhoudelijk zou de methode een eerste impressie moeten geven van de syntactische eigenschappen van het Nederlands. Het gaat niet in eerste instantie om een inleiding in de syntactische theorie, maar veeleer om inzicht in de syntactische eigenaardigheden van het Nederlands. Omdat deze eigenaardigheden zich vooral laten demonstreren aan de hand van een theoretisch kader -- dit maakt een grammatica als de ANS ten enenmale ongeschikt als inleiding -- is de volgende stap dat er gekozen wordt voor een theoretisch model dat geschikt is om te dienen als apparaat aan de hand waarvan de feiten kunnen worden geanalyseerd. Wij hebben een keuze gemaakt voor het recente Minimalistische Programma binnen de Generatieve Grammatica (Chomsky 1995). Dat wij geen inleiding in het minimalistisch model beogen, komt duidelijk naar voren uit het eclectisch gebruik van dit theoretisch model. Desalniettemin vormt de methode een adequate inleiding in het minimalistisch denken over syntaxis.
Het didactisch uitgangspunt was dat de nieuwe methode vooral gericht zou moeten zijn op het verwerven van de vaardigheid om met behulp van een theoretisch model inzicht te verwerven in de struktuur van het Nederlands. Centraal staat het aanleren van hypothetisch-deductieve vaardigheden op een relatief abstract en complex terrein als de grammatica van het Nederlands. Om dit uitgangspunt te realiseren is het noodzakelijk om binnen de methode veel aandacht te besteden aan de eigen werkzaamheid van de student. Deze gedachte krijgt natuurlijk een extra dimensie zodra we de mogelijkheden van computerondersteund onderwijs er bij betrekken. Vanaf het allereerste begin zijn we uitgegaan van een combinatie van een traditionele methode (een handboek) met een digitale methode (CD-Rom / Internet). Gegeven de interactiviteit van de digitale versie is er voor gekozen om de eigen werkzaamheid van de student tot zijn recht te laten komen aan de computer. Door deze keuze is het praktische en technische handwerk verschoven naar het digitale onderdeel zodat de tekst in het boek zich kan concentreren op taalkundig redeneren vanuit een empirische vraagstelling.
De praktische uitgangspunten richten zich op de omvang en de doelgroep. Gebaseerd op bestaande onderwijsprogramma's hebben we een methode ontwikkeld die in eerste instantie bedoeld is voor eerste- of tweedejaars studenten Nederlands of Algemene Taalwetenschap die nog geen andere voorkennis hebben van de syntaxis dan het traditionele ontleden. Ook voor andere talenstudies, het HBO-onderwijs en wellicht zelfs als onderdeel van het studiehuis lijkt de methode bruikbaar. De methode is er op gericht om binnen een semester van dertien weken een compleet overzicht te bieden van de syntaxis van het Nederlands, gezien vanuit een generatief perspectief.
2 De inhoud
Het inhoudelijke uitgangspunt van een minimalistische syntaxis van het Nederlands heeft geleid tot de selectie van onderwerpen zoals aangegeven in onderstaande tabel. We zullen hier verder niet ingaan op de keuze van de onderwerpen, maar het moge duidelijk zijn dat de gekozen onderwerpen representatief zijn voor zowel de minimalistische theorie als voor de typische eigenschappen van de syntaxis van het Nederlands.
Syntaxis van
het NederlandsMinimalistisch
systeemV-projectie taal en cognitie Verb Second modulariteit & interfaces zinsverstrengeling bottom-up N/A/P-projectie geen PS-regels passief & raising lexicaal vs functioneel vooropplaatsing lexicon vs grammatica anafora verplaatsing als metafoor 3 De digitale methode
Voor de digitale methode hebben we gekozen voor het raamwerkprogramma Hologram (ontwikkeld in Groningen) dat bestaat uit een theoriemodule, een oefeningenmodule en -indien het geheel op een netwerk (intranet) is aangesloten- een rapportagemodule voor de docent.
De theoriemodule heeft dezelfde hoofdstukindeling als het handboek. De tekst van deze theoriemodule is echter geheel zelfstandig en bestaat niet uit een in schermklare brokken opgedeeld boek. Je kunt er wel per hoofdstuk lineair doorheen bladeren, maar de indeling van een digitaal hoofdstuk is anders dan die van het boek, namelijk georganiseerd per behandeld deelonderwerp of per begrip; ook bieden de opeenvolgende schermen niet per se een doorlopend verhaal. Dit is van belang omdat het de bedoeling is dat de student via hyperlinks in de tekst zapt naar de pagina die het gewenste begrip/deelonderwerp behandelt. Zo kan hij van de ene term via de volgende term het hele boek doorlopen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid de theoriemodule te gebruiken via inhoudspagina's of met behulp van de zoekfunctie.
Aan de theoriemodule is de oefeningenmodule gekoppeld die per hoofdstuk sets met oefeningen aanbiedt. De oefeningen toetsen het begrip van de theorie, de vaardigheden van onder andere het bouwen van boomstructuren, het analyseren van Nederlandse constructies etc. aan de hand van meerkeuzevragen, invuloefeningen en zogenoemde 'drag and drop'-opdrachten. De oefeningen zijn gericht op het verwerven van vaardigheden op het terrein van syntactische analyse. Ze testen of de student de aangeboden stof in voldoende mate beheerst. Er wordt geen beroep gedaan op eventueel dieper inzicht in de materie.
Deze oefeningen vormen de kern van de digitale methode aangezien de interactiviteit van het systeem hier het meest tot z'n recht komt. Studenten kunnen telkens feedback opvragen, hetzij door de theoriemodule te raadplegen bij het geven van een antwoord, hetzij door te controleren of de oefening goed of fout gemaakt is, met de daarbij behorende argumentatie ('goed want ...' of 'fout want ...'). Aan deze oefenmodule is tevens een teller gekoppeld die in percentages bijhoudt wat de score van de individuele student is in een bepaalde oefenset.
De rapportagemodule is alleen voor de docent toegankelijk. De docent kan hierin alle scores per student, per set, per deelonderwerp en per oefening, evenals het aantal pogingen en de gemaakte fouten bijhouden.
Wij hebben gebruik gemaakt van Hologram omdat dit programma beschikbaar was en omdat het in Leiden wordt ondersteund. Het voordeel van Hologram is dat het door een directe koppeling van vragenmodule en theoriemodule goed aansluit bij wat ons voor ogen stond bij de ontwikkeling van computerondersteuning. Er zijn echter ook enkele nadelen. Zo is het programma niet platformonafhankelijk en niet toegankelijk via Internet (dit geldt overigens niet voor de nieuwe versie van Hologram). Bovendien zijn de types vragen beperkt tot invuloefeningen, meerkeuzevragen of 'drag and drop' (sleur en pleur) oefeningen. Voor de beantwoording van syntactische vragen levert dit een aantal beperkingen op; syntactische structuren zijn daarom bijvoorbeeld maar in beperkte mate mogelijk. Desalniettemin staan deze nadelen de ontwikkeling van een aantrekkelijke computerondersteuning geenszins in de weg.
4 Ervaringen met de cursus
Tijdens het tweede semester van het cursusjaar 1998/1999 is de helft van de cursus gegeven aan tweedejaarsstudenten van de vakgroep Nederlands aan de Universiteit Leiden. Aan de hand van de evaluatie en opgedane ervaring zal de cursus aangepast en verder ontwikkeld worden. De studenten hadden geen andere voorkennis van syntaxis dan traditioneel ontleden en een algemeen inleidend college Algemene Taalwetenschap. De cursus was zo ingedeeld dat op dinsdag een uur hoorcollege over een hoofdstuk uit het boek gegeven werd; op woensdag oefenden de studenten met de docent een uur met Hologram in een computerzaal (Hologram was overigens ook op andere uren zonder docent beschikbaar) en vrijdag werd het verworven inzicht losgelaten op andere taalverschijnselen aan de hand van wat diepergaande opdrachten tijdens een uur traditioneel werkcollege. Door een bonuspunt aan het schriftelijke tentamen toe te kennen voor een voltooide serie Hologramsets, waren de studenten gemotiveerd om iedere week de oefenset te maken en daarbij de theorie te bekijken. Het gebruikelijke probleem, nl. dat studenten vlak voor het tentamen de hele stof ineens moeten zien te leren en te begrijpen, wordt op deze manier vermeden. Het afsluitend tentamen werd dan ook boven verwachting goed gemaakt.
Uit de reacties tijdens het computercollege en uit de evaluatie van de gehele cursus bleek een groot enthousiasme bij studenten voor zowel het leerboek (leesbaarheid en inhoud) als voor de digitale methode (belang, aantrekkelijkheid en combinatie met hoorcollege). Deels is het enthousiasme voor Hologram natuurlijk te verklaren uit de nieuwigheid van het studeren met de computer. Uit de reacties en evaluatie bleek echter dat de theoriemodule bij velen 'het kwartje deed vallen' door dezelfde theorie in andere woorden, in een andere indeling en met andere voorbeelden aan te bieden, en dat door de oefeningen de abstracte stof meer tot leven kwam. Dit werd gestaafd door de resultaten van het afsluitende tentamen.
5 Tot besluit
Voor een relatief moeilijk vak als syntaxis lijkt deze cursus een uitkomst. Niet alleen zijn de resultaten boven verwachting; de interesse en het plezier in syntaxis bij de studenten zijn ook aanzienlijk toegenomen. Dit is een hoopvol resultaat in een tijd waarin de interesse van studenten vaak bepaald lijkt door het economisch perspectief op een goedbetaalde baan.
De methode zal in de zomer van 2000 verschijnen bij Amsterdam University Press (boek + CD-Rom). Voor belangstellenden is het mogelijk om nu reeds een exemplaar van de syllabus 'Zeven hoofdstukken van de Zin' te verkrijgen via een e-mail aan Hans Bennis <hans.bennis@meertens.knaw.nl>.
Hans Bennis (Meertens Instituut)
Tamar Israël (Universiteit Leiden)
Bibliografie
Algemene Nederlandse Spraakkunst. Walter Haeseryn e.a. (1997). Groningen/Deurne: Martinus Nijhoff/Wolters Plantyn.
Bennis, Hans & Teun Hoekstra (1989). Generatieve Grammatica. Dordrecht: Foris Publications.
Bennis, Hans (2000). de Zin. Amsterdam University Press. [Met digitale ondersteuning (CD-Rom) door Tamar Israël].
Chomsky, Noam (1995). The minimalist program. Cambridge MA: MIT-Press.
Kerstens, Johan, Eddy Ruys, Mieke Trommelen & Fred Weerman (1997). Plato's Probleem; een inleiding in de generatieve taalkunde. Bussum: Dick Coutinho.
Model, Jan (1991). Grammatische analyse: syntactische verschijnselen van het Nederlands en het Engels. Dordrecht: ICG Publications.
Zonneveld, Ron van (1994). Kleine syntaxis van het Nederlands. Dordrecht: ICG Publications.