DigiTaal Nederlandse Taalkunde
Driemaandelijks tijdschrift
nummer 1, 1998


Taalkundige tijdschriften op Internet

Matthias Hüning

In deze eerste aflevering van DigiTaal wil ik aan de hand van een paar voorbeelden nagaan hoe taalkundige tijdschriften gebruik maken van de mogelijkheden die het Internet biedt.

Er zijn inmiddels vrij veel tijdschriften vertegenwoordigd op Internet met eigen www-pagina's. Men moet hier een onderscheid maken tussen traditionele tijdschriften die naast de papieren versie ook nog Internet-pagina's hebben en tijdschriften die meteen al als elektronisch tijdschrift geconcipieerd zijn. Bij deze laatste groep behoren natuurlijk de bekende mailing-lijsten, maar er zijn inmiddels ook tijdschriften die alleen maar (of in eerste instantie) bestaan in de vorm van www-pagina's.

Veel traditionele tijdschriften hebben de laatste jaren het Internet ontdekt als informatie- en reclame-medium. Via een website bieden ze informatie aan over het tijdschrift: vaak ziet men hier een tekst over opzet en doelgroep van het tijdschrift, inhoudsopgaven van de verschenen en aankondigingen van geplande nummers. Ook adresgegevens, 'how to subscribe'-informatie en aanwijzigingen voor auteurs ('style-sheets' etc.) behoren standaard tot zo'n website. Daarnaast vindt men soms samenvattingen van reeds verschenen artikelen. Vaak is zo'n site opgezet door de uitgever, soms door de redactie, soms door een vrijwilliger die door de redactie gevraagd is. Voorbeelden van dergelijke websites zijn er te kust en te keur. Om er maar eens een paar te noemen:

Dergelijke sites kunnen dienen als een soort kennismaking voor mensen die het tijdschrift niet kennen, maar verder is hun nut maar zeer beperkt. Ze hebben in eerste instantie een reclame-functie en dat is tegelijkertijd ook hun probleem: ze bevatten geen originele informatie, geen informatie die men niet ook in de gedrukte versie zou kunnen vinden en ze missen de essentie van het gedrukte tijdschrift: de artikelen zelf. Typerend is in dit verband een opmerking op de www-pagina's van Language: nee, men is niet van plan om de artikelen via www te publiceren, "the WWW-pages for Language are not supposed to replace the journal. They were created to provide quick reference as to which article appeared in which issue of Language." Of dit zinvol is? Ik betwijfel het. We hebben andere (betere) bibliografische middelen om een bepaald artikel te zoeken/vinden.

Dergelijke websites zijn misschien zinvol als informatie- en reclame-medium voor uitgeverijen, voor wetenschappelijke doeleinden zijn ze niet bruikbaar (en ze zijn daarvoor ook niet gemaakt).

Mailing-lijsten zijn de afgelopen tien jaar almaar populairder geworden om informatie op een zeer directe, snelle en goedkope manier te verspreiden. De meeste lezers van dit tijdschrift zullen op een of meer van deze lijsten geabonneerd zijn; ik hoef hier niet uit te leggen hoe zo'n lijst werkt.

Voor de taalkunde moet in dit verband natuurlijk vooral gewezen worden op The Linguist List (voor informatie over deze lijst zie de Linguist website). Een mailing-lijst specifiek voor Nederlandse taalkunde bestaat voor zover ik weet niet, maar sinds 1992 is er Neder-L, het 'elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek' (voor informatie zie Neder-L).

Mailing-lijsten hebben met traditionele tijdschriften niet zo heel veel gemeen. Ze zijn zeer geschikt voor het verspreiden van zakelijke informatie (aankondigingen, mededelingen enz.), voor het stellen van informatieve vragen (met een beetje geluk weet iemand een antwoord) en ook voor discussie van vakinhoudelijke vragen en problemen. Veel minder geschikt zijn ze als publicatiemiddel voor wetenschappelijke artikelen. Hooguit vindt men wel eens wetenschappelijke bijdragen in de vorm van een column (ik denk hier bijvoorbeeld aan de 'linguïstische miniatuurtjes' van Peter-Arno Coppen in Neder-L).

Mailing-lijsten zijn een belangrijk informatie-medium voor de taalkunde (en voor wetenschap in het algemeen), ze zijn er niet meer uit weg te denken. De laatste tijd zien we steeds meer dat deze functie wordt uitgebouwd door aan de mailing-lijst in engere zin ook nog een www-variant toe te voegen. Op deze websites wordt dan over het algemeen een archief van de verstuurde mails bijgehouden (meestal doorzoekbaar). Daarnaast wordt allerlei informatie geboden die voor het vak van belang is. Weer kan de Linguist-lijst als voorbeeld dienen: op de website van deze lijst vindt de lezer niet alleen de lijst-bijdragen zelf, maar ook boekaankondigingen, adressen van uitgevers, koppelingen naar 'language resources' op het net, samenvattingen van dissertaties, e-mail-adressen van taalkundigen over de hele wereld, een rubriek 'jobs' enz.enz.

Alle pogingen om dergelijke lijsten uit te laten groeien tot wetenschappelijke tijdschriften, tot een medium voor de publicatie van wetenschappelijk onderzoek zijn echter tot nu toe gestrand. Mailing-lijsten zijn daarvoor niet geschikt.

Een vrij recente ontwikkeling vormen taalkundige tijdschriften die van meet af aan zijn opgezet als elektronisch tijdschrift. Het idee is aantrekkelijk:

De bloei van het Internet in het algemeen en het grafische gedeelte ervan, het www, in het bijzonder zorgt ervoor dat zo'n tijdschrift in de vorm van een website inmiddels voor vrijwel iedereen bereikbaar is (tenminste in principe) die professioneel aan taalkunde doet.

Vooral het kosten-argument zal de ontwikkeling van elektronische tijdschriften bevorderen. De ontstaansgeschiedenis van Nederlandse Taalkunde heeft duidelijk gemaakt dat de financiering van wetenschappelijke tijdschriften steeds meer problemen oplevert. Door almaar verdergaande specialisering zijn steeds minder mensen bereid om een abonnement te nemen op een tijdschrift waarvan ze toch maar twee artikelen per jaar werkelijk interessant vinden. Maar ook bibliotheken kunnen die abonnementen in tijden van afnemende budgetten niet meer betalen. De overheid betaalt de mensen die een wetenschappelijk tijdschrift maken, ze betaalt de mensen die de artikelen schrijven, ze subsidieert het uitgeven ervan en betaalt ook nog de bibliotheeksabonnementen - en dat alles met steeds minder geld.

Elektronische tijdschriften kunnen een uitweg bieden uit deze misère. Ze maken het mogelijk dat de resultaten van onderzoek ook in de toekomst voor iedereen toegankelijk blijven. Op dit moment hebben ze echter nog te kampen met een status-probleem. Het is voor auteurs (nog) niet aantrekkelijk om te publiceren in een elektronisch tijdschrift, zo'n publicatie 'telt' niet. De enige manier om hier verandering in aan te brengen is: zorgen dat het tijdschrift van meet af aan een hoog wetenschappelijk niveau heeft. De serieuze pogingen om een wetenschappelijk online-tijdschrift van de grond te krijgen, werken dan ook allemaal met een 'referee'-systeem. Een paar voorbeelden:

Dergelijke e-tijdschriften hebben volgens mij zeer zeker een kans om uit te groeien tot serieuze concurrenten van de traditionele, gedrukte tijdschriften, mits ze erin slagen de kwaliteit van de gepubliceerde artikelen te waarborgen en als ze de voordelen van elektronisch publiceren consequent uitspelen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van 'thematische abonnementen' (ik geef die gebieden op waarin ik geïnteresseerd ben en word er automatisch op geattendeerd, als er iets op een van die terreinen verschijnt) of aan discussie-rubrieken, waar men direct kan reageren op een artikel. Technische mogelijkheden zijn er te over; het gaat er alleen om deze zinvol te benutten voor inhoudelijke doeleinden.

Met dank aan Marc van Oostendorp voor zijn suggesties voor deze rubriek.


[ Naar het begin van deze pagina ]   [ Naar de DigiTaal-openingspagina ]