Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Mag uw dochter of zoon trouwen met iemand van andere partij? Velen zeggen: "Liever niet", zo blijkt uit "De Stemming"

stemmen	→	wählen
komen aandraven met iets	→	mit etwas angerannt kommen
het kan me niet(s) schelen	→	es ist mir egal, es macht mir nichts aus
verkiezen	→	bevorzugen, vorziehen
uitspuwen	→	ausspucken
blijkbaar	→	offensichtlich
dalen	→	abnehmen
appreciëren	→	schätzen
de ouder	→	der Elternteil
dochterlief	→	das liebe Töchterchen, das Fräulein Tochter
zoonlief	→	Sohnemann, Filius
niet door de beugel kunnen	→	zu weit gehen
de Waal	→	der Wallone
de poging	→	der Versuch

zieltogend	→	dahinsiechend
de kogel is door de kerk	→	die Würfel sind gefallen
simpelweg	→	schlichtweg
de groei	→	die Zunahme, das Wachstum
helder	→	klar
de keuze	→	die Entscheidung, die Wahl
spijtig	→	bedauerlich
dalen	→	abnehmen
het voortgezet onderwijs	→	die weiterführenden Schulen
de onderwijsbevoegdheid	→	die Lehrbefugnis
bepaald	→	bestimmt
de aanpak	→	die Vorgehensweise, die Herangehensweise, das Verfahren
niet bepaald	→	nicht gerade/eben
het eindexamen	→	das Abitur
de gereedschapskist	→	der Werkzeugkasten
verontwaardigd	→	empört
de zeggingskracht	→	die Überzeugungskraft
snappen	→	kapieren, verstehen
teleurstellen	→	enttäuschen
verregaand	→	weitgehend

de roetveeg	→	der Rußstreifen
dalen	→	abnehmen
de peiling	→	die Umfrage
onterecht	→	unberechtigt
op verzoek	→	auf Bitten
op iets overstappen	→	auf etwas umsteigen
de Randstad	→	das Ballungsgebiet im Nordwesten der Niederlande
de voorkeur	→	die Präferenz
het kwart	→	das Viertel
het stemgedrag	→	das Wahlverhalten
de Tweede Kamerverkiezingen	→	die Wahlen zur niederländischen Zweiten Kammer

het donorcodicil	→	der Organspendeausweis
een harde boodschap	→	eine unangenehme Botschaft
de fietser	→	der Radfahrer
het belang	→	die Bedeutung, die Wichtigkeit
de hoofdagent	→	der Polizeihauptwachtmeister
niet voor niets	→	nicht umsonst
het letsel	→	die Verletzung, Verwundung
op zijn	→	alle sein
de aandacht vestigen op iets/iemand	→	die Aufmerksamkeit auf etwas/jemanden richten
buiten de lijntjes kleuren	→	aus der Reihe tanzen
dalen	→	abnehmen
de boete	→	das Bußgeld

blijken	→	hervorgehen
toestaan	→	erlauben
de oortjes	→	die Ohrhörer
haalbaar	→	machbar, durchführbar, realisierbar
het mobieltje	→	das Handy	(in NL)
het gedrag	→	das Verhalten
onvoldoende	→	unzureichend
de cijfers	→	die Zahlen
de verkeersveiligheid	→	die Verkehrssicherheit
dalen	→	abnehmen

jong volk	→	junge Leute
verrijzen	→	entstehen
de afgestudeerde	→	der (Studien)Absolvent, Person mit abgeschlossenem akademischem Studium
de schepen	→	der Beigeordnete	(in B)
de ruimtelijke ordening	→	die Raumordnung, Raumplanung
dalen	→	abnehmen
voorzien in iets	→	mit etwas abhelfen
rijmen	→	sich reimen
de huurdersbond	→	der Mieterverein
het hebben over iets	→	über / von etwas sprechen

in eigen zak steken	→	in die eigene Tasche stecken
de leus	→	die Losung
geruststellen	→	beruhigen
de toezegging	→	die Zusage
de schaarste	→	die Knappheit, der Mangel
het beleid	→	die Politik, Amtsführung
dalen	→	abnehmen
op de been	→	auf die Beine
het water staat mij tot de lippen	→	das Wasser steht mir bis zum Hals
er een zooitje van maken	→	etwas vermasseln, verpfuschen

het verkeerslicht staat op oranje	→	die Ampel zeigt Gelb, die Ampel ist gelb
de weggebruiker	→	der Verkehrsteilnehmer
de bestuurder	→	der Fahrer
door rood rijden	→	eine rote Ampel überfahren, über Rot fahren
krap	→	eng, knapp (bemessen)
op de rem gaan staan	→	auf die Bremse treten
de overtreding	→	der Verstoß, die Ordnungswidrigkeit
dalen	→	abnehmen