Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

AH deelt bieropeners uit aan klanten die te jong worden geschat

de klant	→	der Kunde
verkeerd	→	falsch
schatten	→	schätzen
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
het goedmakertje	→	die Wiedergutmachung
terwijl	→	während
een aardigheidje	→	eine kleine Aufmerksamkeit
de leeftijd	→	das Alter

blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
de prul	→	Nippes
de ramsvacht	→	der Pelz eines Widders
uitputtend	→	umfassend
het voorwerp	→	der Gegenstand
slordig	→	schlampig
opmerkelijk	→	bemerkenswert
de Orde van het Gulden Vlies	→	der Orden vom Goldenen Vlies
de kasteelheer	→	der Schlossherr, Burgherr
de tuinbouwschool	→	die Gartenbauschule
verstoppen	→	verstecken
in bruikleen	→	als Leihgabe
de vergissing	→	der Irrtum, Fehler

vestigen	→	gründen, errichten
uiteindelijk	→	schließlich
achterhalen	→	ermitteln, herausfinden
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
de klasgenoot	→	der Klassenkamerad, der Mitschüler
ontsnappen	→	entkommen
de schouwburg	→	das Theater

het windje	→	der Furz
VUmc (medisch centrum)	→	Klinikum der Vrije Universiteit
de uitdaging	→	die Herausforderung
luchtig	→	luftig
de lol	→	der Spaß, Jux, Gaudi
de onderbroekenlol	→	der Spaß an doppeldeutigen/schlüpfrigen Witzen
het darmstelsel	→	das Darmsystem
het aanknopingspunt	→	der Anhaltspunkt
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
de dikke darm	→	der Dickdarm
baat hebben bij iets	→	Nutzen von etwas haben
de ontstekingsklachten	→	die Entzündungsbeschwerden
meemaken	→	erleben

behalen	→	erreichen
de kennis	→	die Kenntnisse
de Waal	→	der Wallone
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
mondig	→	mündig
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
de rangschikking	→	die Rangordnung
gemiddeld	→	durchschnittlich

ogen	→	aussehen
ruimtelijk	→	räumlich
aardig	→	nett
schuilgaan (achter)	→	sich verbergen / verstecken (hinter)
op de achtergrond	→	im Hintergrund
onherbergzaam	→	unwirtlich
de golfbaan	→	der Golfplatz
de nieuwkomer	→	der Neuling, der Neuankömmling
het paneel	→	die Tafel
getrapt	→	gestuft
het toneel	→	die Szene
de tint	→	der Ton, der Farbton
de keur	→	die Auswahl
fraai	→	schön
de kleuter	→	das Kind im Vorschulalter
de doorkijkjurk	→	das durchsichtige Kleid
opmerkenswaardig	→	bemerkenswert
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
overgeschilderd	→	übermalt
stoppen	→	(ver)stecken
pas	→	gerade, soeben
het stadsbestuuur	→	die Stadtverwaltung
de spatader	→	die Krampfader

sjoemelen	→	schummeln
school maken	→	Schule machen
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
de uitstoot	→	der Ausstoß
de keuze	→	die Wahl
ingebed	→	eingebettet
de zwartrijder	→	der Schwarzfahrer
het vervoersbewijs	→	die Fahrkarte
bevallen	→	entbinden, gebären
het kraambed	→	das Wochenbett