Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Rutte bij Indië-Herdenking: praten over WO II was lang ongemakkelijk (video's)

ongemakkelijk	→	unbehaglich, lästig, unbequem
het jappenkamp	→	das japanische Konzentrationslager (im Zweiten Weltkrieg)
ondergeschikt	→	untergeordnet
het hutkoffer	→	der Schiffskoffer
de zolder	→	der Dachboden
iets bekladden	→	etwas beschmieren
Indië (Nederlands-Indië)	→	jetzt: Indonesien
Indisch	→	indonesisch
de wandaad	→	die Untat
walgelijk	→	widerlich, ekelhaft
doorvragen	→	weiterfragen, nachbohren
gitzwart	→	pechschwarz
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich

de noodkreet	→	der Hilferuf
aan de bel trekken	→	auf etwas hinweisen, warnen, Alarm schlagen
iets hervatten	→	etwas wieder aufnehmen
iets kwijtspelen	→	etwas verlieren	(in B)
vertolken	→	spielen, darstellen
oplappen	→	ausbessern, flicken
iets aan de kaak stellen	→	etwas anprangern / an den Pranger stellen
de zelfredzaamheid	→	die Fähigkeit zur Selbsthilfe
de beproeving	→	die Prüfung
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich
iets onder ogen zien	→	etwas einsehen, etwas ins Auge sehen
dienen te	→	sollen
onvoorwaardelijk	→	bedingungslos
de overmacht	→	die höhere Gewalt
de vaardigheid	→	das Können
daarzonder	→	ohne das	(in B)
nochtans	→	allerdings, dennoch
de waarborg	→	die Gewähr, Garantie

het bedenksel	→	die Erfindung
de achterachterkleinzoon	→	der Ururenkel
de oppergod	→	der Hauptgott
noords	→	nordisch
de slee	→	der Schlitten
de uithoek	→	die (entlegene) Ecke
de oudejaarsavond	→	Silvester, der Silversterabend
vandaag de dag	→	heutzutage, heute
aanzienlijk	→	beträchtlich
ontbreken	→	fehlen
de mijter	→	die Bisschofsmütze
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich
schaapachtig	→	treudoof, dämlich, blöde
de goedzak	→	der gutmütige Trottel
het blosje	→	die Röte
aanslaan	→	ankommen, Anklang finden
goedgemutst	→	gut gelaunt
steevast	→	immer
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de kerstening	→	die Christianisierung

deugen	→	(etwas) taugen
de veldmaarschalk	→	der Feldmarschall
steevast	→	immer
het levensverhaal	→	die Lebensgeschichte
de vorst	→	der Fürst
volkenkundig	→	völkerkundlich, ethnologisch
de deskundige	→	der Sachverständige
de invalshoek	→	der Blickwinkel, die Sicht, Sichtweise
de nalatenschap	→	der Nachlass
aankijken tegen iets	→	zu etwas eine Meinung haben
er mogen zijn	→	anziehend sein
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich
van oudsher	→	von alters her, von jeher