Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Historische woordenboeken van de 19e eeuw

In de 19e eeuw begint men zich te interesseren voor de historische ontwikkeling van de taal en er ontstaan de eerste grote historische woordenboeken die de volkstaal en haar geschiedenis tot onderwerp hebben. Deze lexicografische hoogstandjes ontstaan in de tweede helft van de 19e eeuw in de meeste landen van Europa waaronder Duitsland, Engeland, Zweden en Nederland. In het Nederlandse taalgebied besluit men twee historische woordenboeken te gaan samenstellen: een voor het Middelnederlands en een voor het Nieuwnederlands. (vgl. Van Sterkenburg 1984: 51)

Het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT)

Samenwerking tussen noord en zuid

Matthias de Vries
(1820-1892)
Afbeelding: Känsterle
(1.0)

Tijdens het eerste Taal- en Letterkundig Congres in 1849 werd de behoefte uitgesproken aan een standaardwoordenboek dat de toenmalige taalkundige opvattingen zou weerspiegelen. Bij het volgende Congres in 1850 werd een commissie samengesteld die geleid werd door Matthias de Vries (1820-1892), op dat moment hoogleraar in Groningen. Eén jaar later kwam De Vries met het Ontwerp van een Nederlandsch Woordenboek. Het Congres benoemde een redactie bestaande uit De Vries, J.B. David (hoogleraar in Leuven) en L.Ph.C. van den Bergh die de functie echter niet aannam en in 1852 vervangen werd door Lammert Allard te Winkel (1806-1868). Het WNT was dus al van begin af aan een samenwerkingsverband tussen noord en zuid.

Een moeizame start

Vanaf 1852 begon de redactie met het verzamelen van de bouwstoffen, maar het contract met de uitgevers werd pas in 1864 op 18 januari getekend. De eerste aflevering verscheen in september 1864 in het Leidsch Dagblad. Het eerste deel, van A tot Ajuin, verscheen daarentegen pas in 1882. Dat het niet van een leien dakje ging, had zo zijn oorzaken. In de eerste plaats waren er te weinig medewerkers, wat het zoeken en het bewerken van het materiaal zeer bemoeilijkte. Het tekort aan medewerkers werd veroorzaakt door het falende overheidsbeleid m.b.t. de financiële ondersteuning van de wetenschap. Pas na de Eerste Wereldoorlog nam de Nederlandse overheid alle kosten van het WNT op zich.

Bij het verschijnen van deel 1 van het WNT, van A tot Ajuin, schreef Johannes van Vloten, een eigenzinnig taalkundige, een spotdicht waarin hij de trage vooruitgang van het WNT aan de kaak stelt:

O, luid weerklink de lofbazuin!
Het Woordenboek kwam tot ajuin
In dertig jaren al; dat heet
Zijn tijd voorzeker welbesteed
't Duurt nu geen dertig jaar gewis
Eer 't tot azijn genaderd is;
Stel voor elk verdre letter maar
Tweederde van die dertig jaar,
Dan staat al na een eeuw of vier
t Geheel gedrukt reeds op papier!

De Vries' plannen voor het WNT zagen er in het begin een beetje anders uit dan de uiteindelijke functie die het woordenboek ingenomen heeft. Hij had niet zozeer een historisch gericht woordenboek voor ogen, maar een lexicon van het 19e-eeuwse, literaire Nederlands met achter elk lemma een historische terugverwijzing naar de mogelijke oorsprong en de ontwikkelingsgeschiedenis van het woord tot ongeveer 1637, het verschijningsjaar van de Statenvertaling. Naast deze eerder hedendaags en literair georiënteerde visie werd De Vries dus wel door de opkomende historische taalkunde beïnvloed.

Aan het WNT hebben ongeveer 150 mensen over 5 generaties gewerkt. Voor meer achtergrondinformatie over het WNT, zie deze tekst van Dick Wortel.

In het eerste deel van het WNT had De Vries het beginpunt van de materiaalverzameling al verschoven tot 1580, omdat anders de hoogtepunten uit de literatuur van de Gouden Eeuw niet meer aan bod kwamen. Behalve deze verandering in de opzet had De Vries een veel urgenter probleem: hij kon duidelijk niet beslissen tussen het karakter dat zijn woordenboek zou moeten hebben; het moest zowel hedendaags als historisch georiënteerd zijn. De Vries had echter niet beseft dat een dergelijk woordenboek een vrijwel eindeloze klus zou zijn. Naast geldgebrek was vooral deze calculatiefout er de oorzaak van dat de samenstelling van het WNT zo lang duurde. De eerste generatie opvolgers van De Vries heeft een duidelijke keuze gemaakt: het beginpunt werd bij 1500 gelegd en het WNT werd een taalhistorisch woordenboek in de trant van het Middelnederlandsch Woordenboek. Bij de tweede generatie redacteuren werd de lengte en de inhoud van de artikelen zakelijker en formeler. Literaire citaten werden niet meer uitvoerig behandeld en slechts waar nodig aangehaald.

Het grootste woordenboek ter wereld

Het WNT is inmiddels gedigitaliseerd. Sinds begin 2007 kun je het WNT via het INL online raadplegen.

Het WNT bezit door de lange bewerkingsduur en de verscheidenheid van de redacteuren niet de uniformiteit die een werk van deze omvang zou moeten kenmerken. Hoewel de opvattingen over de functie van een taalhistorisch woordenboek veranderd zijn, zijn de hedendaagse redacteuren van het WNT gedwongen zich aan de bewerkingsmethodes van hun voorgangers te houden om een zekere eenheid in het uitzicht van het WNT te bewaren. Dit betreft trouwens ook de spelling; ook in de nieuwe afleveringen wordt de oude spelling De Vries/Te Winkel gehanteerd.

Een andere factor voor de trage vooruitgang die het WNT boekte, was de tienvoudige toename van het oorspronkelijke woordmateriaal. Eerst werd het Nederlands van de 16e eeuw uitvoeriger en meer wetenschappelijk verantwoord behandeld. Toen kwam de literatuur van de 18e eeuw en die van na 1880 aan bod. Naast de literaire bronnen begonnen mettertijd de niet-literaire bronnen (vaktalen, oorkonden, wetboeken,..) een steeds belangrijker rol te spelen. Een van de eerste maatregelen die de voltooiing dienden te bevorderen, is het besluit geweest geen materiaal van na 1920 meer op te nemen. De redactiestaf garandeerde in 1993 dat het WNT in 1998 voltooid zou zijn; bijna 150 jaar na het officiële begin van de werkzaamheden aan het WNT. Dat is ook inderdaad gelukt. Het WNT omvat een half miljoen woorden op 45 000 pagina's in 40 delen en is volgens de uitgevers "het grootste woordenboek ter wereld". In de herfst van 1998 werd de voltooiing van het WNT gevierd. (De Tollenaere (1977), De Vries et al. (1993 [1994]))

Het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW)

Matthias de Vries dacht naast zijn werk aan het WNT nog tijd over te hebben om een ander project te verwezenlijken: een groot Middelnederlands woordenboek. Hij verzamelde ijverig voor dit woordenboek en de eerste aflevering verscheen tegelijkertijd met die van het WNT. In het jaar daarna verscheen de tweede en voorlopig laatste aflevering. Eelco Verwijs (1830-1880), leerling van De Vries en medewerker aan het WNT, schreef in 1873 een brief aan Jacob Verdam (1845-1919), waarin hij voorstelde het MNW daar voort te zetten waar De Vries was opgehouden. Ondanks de vroege dood van Verwijs in 1880, liet hij zijn collega Verdam niet geheel met lege handen zitten: de letter A was bijna klaar en er was een begin gemaakt met de letter B. Het eerste deel (A-C) verscheen in 1885 van de hand van Verdam. Verdams laatste bijdrage (hij overleed in 1919) was deel IX tot <wedergeven>, terwijl de kopij tot <weigerlike> gekomen was. Het laatste gedeelte werd door Frederik August Stoett (1863-1936) voltooid en eindigde met <weic>.

Een ‘groet scat’ in een ‘clein vat’: in 1998 verscheen de cd-rom Middelnederlands met daarop niet alleen het MNW maar ook het Corpus Gysseling. Het MNW is intussen ook online raadpleegbaar via het INL.

Op sommige punten is het MNW niet helemaal betrouwbaar. De bronnenlijst van de gebruikte citaten is onvolledig en er ontbreekt een definitie van het gebruikte Middelnederlands waar de samenstellers van uitgingen. Daarnaast negeerde Verdam alle varianten en gebruikte een genormaliseerd (ideaal) Middelnederlands bij het maken van de lemmata. De door de auteurs gestelde tijdsgrens van 1500 werd regelmatig overschreden; tevens is een grote hoeveelheid 16e-eeuwse en 17e-eeuwse teksten als bronmateriaal gebruikt. Verdam had echter niet veel andere mogelijkheden, gezien het feit dat het overgrote deel van het bronmateriaal al niet zo betrouwbaar was. Het MNW berust slechts op een uiterst miniem deel van het totale aantal bestaande handschriften. De toenmalige woordenschat is dus zeer beperkt vertegenwoordigd en vaak zijn de gebruikte teksten ook maar voor enkele letters geëxcerpeerd.

Na Verdams dood in 1919 verscheen het MNW ook als handwoordenboek maar slechts tot de letter S. De letters S tot W waren dus slechts fragmentarisch vertegenwoordigd. In de tweede, bewerkte druk werden de artikelen bij de laatste letters van het alfabet aangevuld en nogmaals geredigeerd. (vgl. De Tollenaere (1977))


Voor de geschiedenis van de lexicografie zie onder meer De Tollenaere (1977), van Sterkenburg (1984) en van der Sijs (1999). Zie verder o.a. De Vries et al. (1993 [2003]).

Verwijzingen


Lexicografie in de 20e eeuw