Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

De officiële spelling van het Nederlands

Vandaag bestaat er een officiële spelling van het Nederlands. Gebruik van de officiële spelling is verplicht voor de overheid en in het onderwijs. Privé, in het bedrijfsleven en bijvoorbeeld in kranten is de spelling in principe vrij, maar de meeste mensen zijn het erover eens dat het praktisch en efficiënt is als iedereen de officiële spelling volgt. Die behoefte aan een eenheidsspelling is er pas in de late middeleeuwen gekomen.

Tot eind 18e eeuw: geen officiële spelling

De ideale spelling is een fonetische of fonologische spelling waarin aan iedere klank precies één letter beantwoordt, en andersom, elke geschreven letter slechts op één manier akoestisch gerealiseerd wordt.

De Oudnederlandse spelling en de Middelnederlandse spelling werden gekenmerkt door een volledig gebrek aan systematiek. In de eerste plaats was er regionale variatie en waren er verschillende spellingsgewoontes, waardoor je bv. naast elkaar daer – dair – dar – daar aantreft. De spelling was fonetisch, ze volgde de uitspraak (vgl. hant – handen); woorden die bij het spreken een eenheid vormden, werden aan elkaar geschreven (sydy ‘zijt gij’).

Vanaf de 16e eeuw kwamen er voorstellen tot uniformering van de spelling. Het vormen van een eenheidsspelling stond onder meer in dienst van de boekdruk. De uitspraak verschilde echter nog steeds regionaal, waardoor ze geen basis kon vormen voor de eenheidsspelling. Daarom werd een systeem bedacht. Woorden werden vaker los geschreven, ook al vormen ze bij het spreken een eenheid. Er kwam meer eenvormigheid: één klank consequent op dezelfde manier spellen. De lange /a/ werd in een gesloten syllabe dubbel geschreven. En het principe van gelijkvormigheid werd ontwikkeld: de relatie tussen de woordvormen stond centraal (d.w.z. vormen van eenzelfde woord op eenzelfde manier schrijven: hand – handen). Door dat laatste principe verliest de spelling een deel van haar fonetische karakter: uitspraak en schriftbeeld liggen verder uit elkaar.

Joos Lambrecht (ca. 1491-1556/1557) deed een aantal voorstellen in Nederlandsche Spellijnghe (1550) en Pontus de Heuiter (1535-1602) in Nederduitsche Orthographie (1581). Belangrijke voorstellen werden verder gedaan in de Twe-spraack van Spieghel (1584). Daaraan lag zelfs veldonderzoek ten grondslag: de spellingvarianten werden m.b.v. voorbeelden in verschillende Vlaamse, Hollandse en Brabantse steden via een vroege vorm van enquête vastgelegd. De auteurs hielden dus rekening met de verschillende spellingvarianten en probeerden een algemeen geldig spellingsysteem voor alle moedertaalsprekers te ontwikkelen op basis van de bestaande spelling in de gewesten. Er werd een poging ondernomen om de theorie van een nationale spelling en de praktijk van de verschillende (dialect-) spellingvarianten te verenigen.

Op Wikipedia vind je een overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse spelling.

De door Spieghel voorgestelde spelling was consequent in die zin dat voor één bepaalde vorm werd gekozen: de lange klinkers in gesloten lettergrepen werden met een dubbele klinker gespeld, dus alleen <aa>, <ee>, <oo> en <uu> en niet <ae> of <ue>. Verder werd het principe van de analogie gehanteerd. Dat betekent dat de gelijke schrijfwijze wordt gehanteerd voor alle woordvormen, ongeacht de uitspraak: men schreef dus <krabt> op basis van <krabben> (met de stam krab-) en niet <krapt> (vgl. Van der Wal (1995): 26), wat ingaat tegen een fonologische methode zoals bv. in het Middelnederlands. De voorgenoemde principes gelden vandaag nog steeds.

Het bleef echter tot het eind van de 18e eeuw alleen bij voorstellen.

De spelling van Siegenbeek

Begin 19e eeuw werd de roep om een eenvormige spelling sterker. In opdracht van de Nederlandse minister van onderwijs verscheen in 1804 de eerste officiële Nederlandse spelling van de hand van de Leidse predikant en hoogleraar Matthijs Siegenbeek (1774-1854). Zijn ontwerp, getiteld Verhandeling over de Nederduitsche spelling ter bevordering van eenparigheid in dezelve, werd ingevoerd op Nederlandse scholen en bij de overheid, maar verplicht was het niet. Siegenbeek volgde de principes van gelijkvormigheid, etymologie en analogie. De spelling van Siegenbeek had van het begin af met kritiek te kampen van bv. de dichter Willem Bilderdijk (1774-1854), die alternatieven voorstelde.

De officiële spelling in de 20e eeuw

De spelling van Willems

Bij de oprichting van het koninkrijk België werd de spelling van Siegenbeek er als te 'Hollands' afgewezen. De regering schreef in 1836 een prijsvraag uit voor het ontwerpen van een nieuwe spelling. Omdat geen enkel voorstel goed genoeg bevonden werd, besloot de voorzitter van de jury, Jan Frans Willems (1793-1846) zelf een spelling uit te werken, die vrij nauw aansloot bij die van Siegenbeek. De spelling van Willems werd in 1844 bij Koninklijk Besluit bekrachtigd.

De spelling van De Vries en Te Winkel

In 1863 verscheen Grondbeginselen der Nederlandsche spelling, een door De Vries en Te Winkel ontworpen spelling ten behoeve van het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Er moest een compromis worden gevonden op basis van de spelling van Siegenbeek, Willems en de voorstellen van Bilderdijk en voor een aantal onbesliste kwesties moest een oplossing worden gezocht.

Spelling de Vries
& te Winkel (1872)
Afbeelding: L.A. Pepicek
(1.0)

In 1864 werd de spelling De Vries-te Winkel officieel ingevoerd in België; pas in 1885 werd ze ook in Nederland officieel erkend.

De principes die aan de nieuwe spelling ten grondslag liggen, gelden tot vandaag:

  • Gelijkvormigheid: relaties tussen de woordvormen centraal (je schrijft hand, vanwege handen; ook al hoor je een /t/)
  • Etymologie: de herkomst van het woord bepaalt de schrijfwijze, daarom leiden vs. lijden (vgl. diftongering en kolen (brandstof) vs. koolen (groente)
  • Analogie: je schrijft dorpsschool met dubbele s, vanwege dorpsplein, ook al hoor je daar maar 1 /s/
Deze principes vormen uitzonderingen op het beginsel van een fonetische spelling.

De spelling Kollewijn-Marchant

Ook de spelling van De Vries en te Winkel had vrij veel kritiek te verduren, vanuit het onderwijs maar ook van taalwetenschappers. Het principe van de etymologie werd volgens sommigen te strikt gehanteerd. Onder meer van R.A. Kollewijn (1857-1942) kwamen er verschillende voorstellen tot vereenvoudiging, met name om meer bij de uitspraak aan te sluiten (bv. mens i.p.v. mensch omdat de 'sch' niet wordt uitgesproken). De voorstellen van Kollewijn werden geïntegreerd in een nieuwe spelling genaamd de spelling van Marchant, genoemd naar de Nederlandse minister van onderwijs. Die spelling werd in 1934 op Nederlandse scholen ingevoerd.

Het Groene Boekje

België en Nederland bereikten, nadat ze in 1946 het Cultureel Verdrag hadden gesloten, overeenstemming over een aangepaste versie van de spelling van Marchant. In België werd ze in 1946 wettelijk bekrachtigd en in Nederland in 1947. Voor de gebruiker verscheen in 1954 de Woordenlijst Nederlandse Taal, samengesteld door een Nederlands-Vlaamse commissie. In de volksmond wordt de woordenlijst vanwege de kleur van de kaft 'het Groene Boekje' genoemd.

De nieuwe spelling van 1995

Al is het Groene Boekje de norm gebleven, het debat over de spelling ging nog door. Er werd gepleit voor nog sterkere vereenvoudiging. Zo wilde men dringend af van de dubbele spelling die sinds 1946/1947 gold voor bepaalde woorden: de zogenaamde voorkeurspelling (bv. communistisch) en de toegelaten spelling of progressieve spelling (bv. kommunisties). In 1980 kwam de spelling in handen van de pas opgerichte Nederlandse Taalunie. Zij stelde een commissie in om een herziening door te voeren. In 1995 kwam er een nieuwe spelling, waarbij de voorkeurspelling officieel werd gemaakt.

Vooral rond de nieuwe regels voor de tussen-n is veel verontwaardiging ontstaan, omdat het vertrouwde woordbeeld er opvallend door veranderde: pannekoek werd ineens pannenkoek.

De spellingherziening van 2005

Sinds 1991 wordt jaarlijks het Groot Dictee der Nederlandse Taal georganiseerd, waar prominente Nederlanders en Vlamingen aan meedoen. Het dictee kun je online meespelen.

In 2005 werd de spelling nogmaals herzien. Zo werd de zogenaamde Paardebloemregel afgeschaft, een uitzondering op de regel voor de tussen-n. Verder waren er vooral een aantal individuele aanpassingen. Een aantal Nederlandstalige media wezen de officiële spelling van 2005 echter af, omdat ze naar hun mening te veel nieuwigheden bevat, niet gebruiksvriendelijk is en indruist tegen het taalgevoel. Zij bundelden hun krachten en ontwikkelden in samenwerking met het Genootschap Onze Taal een alternatieve spelling, de zogenaamde Witte spelling, die gebaseerd is op de gebruikspraktijk. De Witte spelling heeft dus geen officieel karakter.

Ook Suriname volgt de officiële spelling.

Als het om spelling gaat, moeten er altijd belangrijke afwegingen worden gemaakt. Moet de spelling klankveranderingen volgen, of moet ze aansluiten bij de traditie? Door recente klankveranderingen zoals de verstemlozing van de medeklinkers <v>, <z> en <g> in het noordelijke Nederlands ontstaat er een groter verschil tussen uitspraak en schriftbeeld. In een taal als het Engels, waar de spelling zeer conservatief is, liggen uitspraak en schriftbeeld soms heel ver uit elkaar (vgl. bv. de uitspraak van dough en tough). Andersom kan ook een spellingverandering ertoe leiden dat er een grotere afstand tussen schriftbeeld en uitspraak ontstaat: pannenkoek moet officieel sinds 1995 met een tussen-n worden gespeld, terwijl je die in de uitspraak niet hoort.


Informatie over de geschiedenis van de spelling van het Nederlands is onder andere te vinden in Janssens & Marynissen (2005) en van der Wal (1992 [2008]) alsook Van der Wal (1995). Recent verscheen een werk van Tops (2008) dat inzicht biedt in de Nederlandse spelling.

Verwijzingen

Oudnederlandse spelling
Middelnederlandse spelling
Taalverandering in de 19e en 20e eeuw