Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Brussels

Actuele verdeling van de talen in Brussel
Kaart: Hooiwind (1.0)

Brussel is vandaag een overwegend Franstalige stad, er leven naar schatting zo’n 10% Nederlandstaligen en van die 10% spreekt nog maar een klein deel het oorspronkelijke Brabantse stadsdialect Brussels. Belemans noemt het Brussels dan ook „een van de meest bedreigde stadsdialecten in het Nederlandse taalgebied“ (Belemans 1999: 317). Van de in 1991 in een studie onderzochte sprekers van het Brussels was geen enkele beneden de dertig. Terwijl de helft van de ondervraagden aangaf met zijn ouders en de partner Brussels te spreken, zegt maar een kleine minderheid ook met zijn kinderen Brussels te spreken. In het centrum van Brussel spreken zelfs meer dan 70 % van de ondervraagden uitsluitend Frans met hun kinderen.

Het Brussels is dus vooral een huis- en keukentaal, die in het contact met oudere familieleden wordt gesproken. In het openbaar wordt Frans of Nederlands gesproken.

Desondanks is het Brussels een interessant dialect, omdat er weinig dialecten zijn die zoveel invloeden van het Frans hebben ondergaan.

Opvallend is vooral code-mix zoals in het volgende voorbeeld: „et tu sais quoi que ce qui est arrivé alors ? Z’eit de kaffeipot op zene smool gesmeiten! C’est terrible, hein?“ ( ...en weet je wat er toen gebeurd is ? Ze heeft de koffiepot op zijn smoel gesmeten. Da’s erg, nietwaar). Reeds in 1913 vermeldde het „Handboek der Nederlandsche Taal": [In Brussel] „vloeien Fransch en Vlaamsch zóó wonderlijk in elkander, dat het mengsel onverstaanbaar wordt voor iedereen die niet beide talen machtig is“ (Geciteerd naar: Treffers-Daller 1991: 0).

Hoewel dit soort code-mixing vrij vaak voorkomt, wordt het bij onderzoek naar Franse leenwoorden in het Brussels Nederlands buiten beschouwing gelaten. D.w.z. alleen de Nederlandse delen worden onderzoht. Zoals te verwachten komen in het Brussels heel wat Franse leenwoorden voor. Bij Treffers-Daller zijn het er tussen de 2,5 en de 4,5 % Franse leenwoorden (Treffers-Daller 1990 resp. 1991). Van die leenwoorden komen een heleboel ook in het Standaardnederlands voor (bv. café), maar toch zo’n kwart van de gevonden leenwoorden staan noch in de Van Dale noch in het ‚Zuidnederlands woordenboek’ (bv. mais – maar).

The Royal Toone Theatre,
dat ook toneelstukjes in het Brussels laat zien
Foto: informatique (CC BY-SA 2.0)

In bepaalde domeinen worden in het Brussels bijzonder veel leenwoorden aangetroffen, bijvoorbeeld op administratief en commercieel gebied. Dat is uiteraard historisch met de bevoorrechting van het Frans te verklaren. Ook Franse eigennamen komen in een overwegend Franstalige stad uiteraard vaak voor. Op andere gebieden zijn er weinig verschillen met andere dialecten in Vlaanderen. Ook in het Brussels worden veel Franse werkwoorden op –er overgenomen (bv. réparer, déranger, retoucher, affirmer), een uitzondering op -ir is ‚garneren’ van ‚garnir’, maar die bestaat ook in het Standaardnederlands. Daarnaast worden veel interjecties ontleend. De het meest aangetroffen interjecties ‚allez’, ‚enfin’, ‚bon’ en ‚voilà’ komen ook in Vlaanderen vaak voor. Opmerkelijk is het gebruik van de bijwoorden. Terwijl ‚juste’ ook in Vlaanderen vrij gebruikelijk is, komen ‚pourtant’ (‚perteng’ uitgesproken) ‚d’ailleurs’ en ‚donc’ bijna uitsluitend in Brussel voor. Ook de conjunctie ‚tandis que’ is letterlijk uit het Frans overgenomen. De zinsbouw blijft in het Brussels echter meestal Nederlands. Een zin als: „Ze hebben dat klein huiske degoutant gekocht“ (Ze hebben dat afschuwelijke huisje gekocht“), is de uitzondering. De uitspraak van woorden als interessant, plezant, degoutant wordt soms aan de Franse uitspraak aangepast.

De Academie van het Brussels publiceert het tijdschrift "Brussels dialect". Over de wederzijdse beïnvloeding van het Frans en het Nederlands zie Brussel Treffers-Daller (1991).

Online: Tekst over de wisselwerking van Frans en Nederlands in Brussel.